Steven Wilson. Geboren in 1967. Engelse muzikant en producer. Pietje precies. Perfectionist. Liefhebber van veel dingen gok ik, maar vooral ook van progrock van vroeger. Zelf progrockicoon annu nu. Vind ik dan hè. Nou goed, niet alles vind ik fantastisch wat de man maakt, maar er zit wel heel veel plezierig spul tussen al dat materiaal dat hij in de loop der jaren heeft geproduceerd. Het meest bekend is Wilson als frontman van Porcupine Tree, dat ooit als solo-project is begonnen, maar hij heeft in meer projecten meegedraaid zoals No-Man (met Tim Bowness), Blackfield (met Aviv Geffen) en Storm Corrosion (met Mikael Åkerfeldt van Opeth). Wat minder bekend is hij met zijn solo-projecten Incredible Expanding Mindfuck (krautrock / psychedelische rock) en Bass Communion (ambient, drone). De laatste jaren is hij vooral op pad met werk dat gewoon onder zijn eigen naam is uitgebracht en zijn band vol met prima muzikanten. Vorig jaar zag ik Wilson met band nog in 013 een fantastisch optreden verzorgen toen hij nog tourde met Grace for Drowning. Ik kan veel herhalen van dat concert overigens, maar ik zal me inhouden…
Inmiddels is er wel een derde album uit. The Raven That Refused to Sing (and Other Stories), dat werd opgenomen met de muzikanten van de liveband. Dat valt te begrijpen. Als je zulke fijne muzikanten tot je beschikking hebt die jouw muzikale smaak ook nog eens kunnen onderschrijven kun je er meer uithalen dan alleen jouw gedachtespinsels uitvoeren op het podium. Dan kun je ze ook inzetten als creatief brein. Het resultaat mocht er in elk geval zijn, Steven Wilson heeft daarmee nu genoeg materiaal om uit te kiezen en misschien is het daarom ook wel minder jammer dat we al zo lang niets meer horen van Porcupine Tree. Waarom eigenlijk niet? Ik weet het niet. Maar genoeg goed materiaal in zijn zak, altijd uitstekende muzikanten om zich heen, en doorgaans geeft hij een prima show met veel gevoel voor detail, productie en artistieke sfeer.
Genoeg redenen om Wilson live aan het werk te zien, ook al omdat het dit keer wel erg in de buurt is: De Vereeniging in Nijmegen, een machtig mooie klassieke concertzaal met balkons en zitplaatsen achterin voor de progrockers op leeftijd die niet zo lang kunnen of willen staan. Uitverkocht lijkt het niet helemaal, maar heel veel scheelt het ook weer niet zo te zien. We vinden gelukkig een mooi plekje in de zaal en wachten op de start. Het licht gaat uit, we kunnen beginnen. Nu wist ik ook al wel van tevoren dat er iets van een intro zou zijn, maar dit duurt wel erg lang. Een kwartier is echt wel lang om naar een scherm te staren. We zien een straat en iets wat op de muur van een kerk lijkt. Er rijdens auto’s en fietsers voorbij en er lopen mensen op straat. Af en toe wordt het beeld verstoord, wat het nog iets aparts geeft, de muziek van Bass Communion draagt daar zeker ook aan bij. Een straatmuzikant (Wilson natuurlijk, al is ie aardig onherkenbaar ingepakt) posteert zich in het midden van het beeld. Dan duurt het dus wel heel lang voordat ie eindelijk eens zijn gitaar pakt. Nee. Eerst een bak koffie natuurlijk, en bijzonder onhandig een sjekkie draaien en wegpaffen. Uiteindelijk gaat hij de gitaar stemmen. Zou mooi zijn als dat dan live wordt gespeeld, denken we nog, waarna het nummer vrij snel daarna echt begint en we daadwerkelijk Wilson live horen spelen, even later ook in beeld op het podium.
Het is het bekende “Trains”-nummer van Porcupine Tree, dat kan rekenen op reactie uit het publiek. Aardig bedacht zo’n opener – maar in 013 was de opening een stukje mystieker (korter ook). Daar speelden ze de eerste nummers achter een doorschijnend gordijntje wat als effect had dat de band ineens intiem en dichtbij leek toen het gordijn naar beneden viel. Vanavond werd het gordijn juist pas opgehangen in het tweede gedeelte, waardoor de impact wat minder was. De lichtshow leek me gewoon wat beter in 013. De geweldige visuals op de achtergrond kwamen vanavond ook te weinig uit de verf, omdat er gewoon te veel andere lampen liepen te stralen op het podium of rechtstreeks het publiek in waardoor die (overigens geweldig mooie videoclips) niet echt goed te zien waren. Beetje zonde.
Da’s toch apart, een van de bekendste nummers spelen van van Porcupine Tree (zeker niet het beste naar mijn smaak, al zijn de fans het daar vast niet met me eens), terwijl we afvragen of die band überhaupt nog wel bestaat of ooit terugkomt. Na zo’n akoestisch nummer knalt “Luminol” (van het laatste album, maar ook vorig jaar gespeeld in 013 als nieuw nummer) er goed hard in, met wat lichte echo uit de zaal. Ik hou mijn oordopjes uit, da’s misschien niet heel verstandig, maar ik heb zin om het goed hard te horen. Toch lijkt het geluid niet helemaal Wilson-waardig zoals vorig jaar in 013, maar het is goed te doen en verbetert bovendien wel in de loop van de avond. “Luminol” is wel gelijk een van de betere nummers, met dat geweldige en dwingende baswerk van Nick Beggs (ooit in Kajagoogoo), de mooie koortjes, de heerlijke solo’s… Theo Travis is een begenadigd fluitist die er zeker een seventies-feel aan geeft, al klinkt ie vanavond soms wat hard door de speakers. Adam Holzman (speelde bij Miles Davis en nog tig andere bands) mag lekker tekeer gaan op zijn vintage synthesizers. De mellotron bijvoorbeeld, die nog uitgebreid aan bod komt vanavond als Holzman op aanwijzing van Wilson wat bekende mellotron deuntjes laten horen. En zien we daar een minimoog? Tja, ik ben geen echte kenner van dat spul. En die drummer? Chad Wackerman (ooit nog Frank Zappa begeleid) speelt wel goed maar wel erg klinisch. Zijn lijf beweegt als een robot en daar zit (op het oog) weinig gevoel in. Dan zie ik misschien toch liever Marco Minnemann (die had verplichtingen om te touren met Joe Satriani, en speelt overigens net als gitarist Guthrie Govan in The Aristocrats). Of (held) Gavin Harrison van Porcupine Tree.
Affijn. In “Luminol” zit veel vernuft en opwinding. Dan is “Postcard” van Grace for Drowning vervolgens wel aardig, vooral melodieus en een tikkie bombastisch, maar “The Holy Drinker” (van het nieuwe album) is een stuk spannender, dreigender. Veel ruimte voor solo’s hier ook, daar moet je van houden (bij Wilson heb ik er juist geen probleem mee, meestal zijn de solo’s nog wel aardig in dienst van het nummer in plaats van stoere krachtpatserij). “Drive Home” is een behoorlijk zoet nummer, waar ik wel wat meer van kan genieten dan de eerste paar keer dat ik het nummer hoorde, maar het is vooral ook de opmaat naar die geweldige solo van Guthrie Govan, die ik toch ook beter vind dan die vorige gitarist die ik nogal onopvallend vond tijdens het vorige optreden.
Een nieuw (lang) nummer (hier en daar aangeduid als “Wreckage” of “German Bite”) wordt geïntroduceerd als een soort experiment, zoals andere grote bands dat ook wel doen. Het is nog niet af, maar daarom kun je het nog wel spelen. Als er saaie stukjes in zitten, zo vertelt Wilson, dan zou dat kunnen. Dan moet daar nog een solo of zoiets komen. Het nummer is erg boeiend en begint – typisch voor Wilson – behoorlijk anders dan hoe het uiteindelijk eindigt. Alsof er weer eens twee nummers aan elkaar geplakt zijn. Het begint als een soort Portishead-achtig nummer met knisperende beats uit een doosje en een flink portie melodie en zang om op een Opeth-iaanse manier over te gaan op gitaargetokkel en lichte metal-riffs op een wat lastiger te volgen maatsoort. Zo te horen hangt Wilson dat portie stevigheid in te toekomst gelukkig niet helemaal in de wilgen. Zou jammer zijn. Vet nummer wel, waar wel degelijk goede inbreng is door de muzikanten, zoals de hele avond. Het wisselen van instrumenten tijdens een nummer is eerder regel dan uitzondering, al zijn de nummers ook wel erg lang soms en bestaan ze uit diverse gedeeltes.
“The Watchmaker”, na de ‘pauze’, is vooral visueel mooi ingeluid. Het doek is naar beneden, al zien we de muzikanten nog wel aardig. De projecties op het scherm zijn uiteraard mooi sfeervol . Het is niet het beste nummer van de band, vooral tegen het einde is het stevig maar behoorlijk doelloos. Kwestie van smaak. Wel goed uitgevoerd natuurlijk. “Index” zuigt je mee het podium op, mooi nummer toch. Langzaam, maar met een licht sinister sfeertje terwijl het aan de andere kant toch ook luchtig blijft. Typisch Wilson. “Sectarian” is dan bombastisch in de absolute goede betekenis van het woord. Alles gaat open hier. Fantastisch. Een van de betere nummers ook van “Grace For Drowning”. Eigenlijk heeft het ook wel wat weg van het eveneens meesterlijke “Raider II” dat later in de ingekorte (!) versie van 15 minuten langskomt. “Harmony Korine” van het eerste solo-album Insurgentes is bloedje mooi, sowieso al, maar vanavond bezorgt het me extra kippenvel in de live-uitvoering. Na een bloedstollende “Raider II” is “The Raven That Refused to Sing” ook een mooie afsluiter van de set, waar de melancholie prachtig samenkomt met donkere depressie, en waar ingehouden pracht mooi samenkomt met samengebalde vurigheid.
Gejoel en gestamp. En ja, er is een toegift. Wilson schreef het lang geleden en speelde alle instrumenten zelf in. Niet perfect – naar eigen zeggen vanavond – maar wel de moeite waard dus om het vanavond te spelen. “Radioactive Toy” is uit de tijd dat Porcupine Tree dus nog echt een solo-project van Wilson was en het past vanavond uitstekend als afsluiter. Heerlijk nummer.
Fantastisch concert weer van de meester in bloedvorm, die weer blootsvoets op het podium zijn medebandleden dirigeerde en aanmoedigde. Wat een klasse muzikanten heeft hij toch om zich heen verzameld. Misschien is niet 100% goud wat er blinkt – dat is ook een kwestie van smaak – maar er waren genoeg kippenvelmomenten en prachtige climaxen. Steven Wilson live meemaken is topvermaak van uitzonderlijke klasse.
Andere getuigenverklaringen: Rens de Vries / Nijmegen Cultuurstad / ThePostOnline / KindaMuzik
Pingback: Gezien: Steven Wilson + Thomas Köner (Bass Communion) @ Doornroosje, Nijmegen | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Steven Wilson, TivoliVredenburg, Utrecht | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Steven Wilson, 013, Tilburg | t-beest's blog