Het Valkhof Festival in Nijmegen is nog steeds in volle gang en hieronder volgt een verslag van de maandagavond tot en met de woensdagavond, maar dat had je ook al uit de titel kunnen afleiden. Het festival startte afgelopen zaterdag als onderdeel van de Vierdaagsefeesten, het grote feest in de Nijmeegse binnenstad dat plaatsvindt rondom de Vierdaagse wandeltocht. Inmiddels stijgen de temperaturen en wordt het voor de wandelaars flink bikkelen om de finish te halen. Zelf roep ik altijd dat ik de avondzevendaagse loop deze week. Dat is ook een aardige prestatie. Vakantie vieren in het Valkhofpark dus, met goede uitdagende muziek voor fijnproevers en bier en kroketten dicht bij de hand. Dit jaar zijn de versnaperingen voor het eerst op het festival te verkrijgen via een pasjessysteem in plaats van muntjes. We zagen het dit jaar ook al ingevoerd worden op Best Kept Secret (via een chip in het polsbandje), maar voor Nijmegen is dit een primeur. Het is bedoeld als een pilot voor de Vierdaagsefeesten en de hele Nijmeegse binnenstad. Ik heb in het vorige verslag nog niet mijn bevindingen laten weten, maar je went er ook direct aan. Het nieuwe systeem lijkt dan ook zonder noemenswaardige problemen te zijn doorgevoerd.
Goed, dan twijfel ik nog steeds aan het enorme nut van zo’n pasje voor de bezoekers zelf, want uiteindelijk maakt het niet heel veel uit of je een stuk plastic in je broekzak hebt zitten of een stapeltje plastic muntjes. Toch werkt alles wel heel makkelijk. Het ophalen en opladen van de (gratis) betaalkaart doe je bij de kassa met contant geld of door een bedrag te pinnen. Je kunt ook terecht bij een van de medewerkers van CCI met blauwe jasjes die rondlopen op het terrein. Wat daar precies het nut van is weet ik niet, maar je kunt er wel even je saldo checken of (alleen met cash) je pasje opladen. Je zou het ook alleen met kassa’s kunnen doen zou je zeggen. Zou een volgende logische stap ook niet kunnen zijn dat je onbemande oplaadpunten hebt waar je je pas kunt opladen door te pinnen? Ik denk het. De voordelen voor de organisatie lijken me toch de grootste drijfveer. Het is minder fraudegevoelig en het is een offline systeem, niet afhankelijk van een netwerk of Internet (behalve bij het opladen door te pinnen uiteraard). Je kunt variabele prijzen in rekening brengen, en je kunt zo’n systeem makkelijker uitrollen naar de hele stad lijkt me. Bovendien kan de organisatie precies zien wat er wanneer wordt verkocht en daar het personeelsbeleid op aanpassen. Neveneffect is dat het ook wat minder plastic afval oplevert. Voor de bezoekers zijn die variabele prijzen ergens ook handiger, nu betaal je daardwerkelijk minder voor en watertje of en frisje, en iets meer voor een wijntje. Een kroket kost gewoon 2 euro en geen 1.5 of 2 muntjes. Je hoeft dan ook niet meer om te rekenen, de prijzen hangen er gewoon in euro’s. Dan is er nog de privacy. In principe hoef je geen persoonsgegevens aan je kaart te koppelen, maar misschien weet de organisatie me wel te vinden als ik pin in combinatie met het unieke kaartnummer. Je kunt je pasje online laten registreren, maar van mij hoeft de organisatie niet te weten dat ik al twee kroketten heb gegeten dit festival en daarna direct een biertje bestelde. Straks krijg ik nog een foldertje van de Mora in de bus. Maar goed, het werkt allemaal vlekkeloos en het afrekenen met een pasje gaat vlot. Het bestellen aan de bar gaat ook iets ordelijker, er ontstaan vanzelf rijen aan de kassa’s als het een keertje druk is. Moet je wel net de snelste rij zien te vinden, dat dan weer wel.
Nog een nieuwigheid op het festival, de pissoirs voor de heren staan niet meer op de oude plekken. Zo zocht ik me rot op zaterdagvond en moest uiteindelijk zelfs betalen op de Voerweg. Tja, als je ze weghaalt weten de mannen de bosjes wel weer te vinden in het park. En da’s niet zo fris met het oog op de oplopende temperaturen deze week. De organisatie liet dan ook in een nieuwsbericht weten dat de pissoirs naast The Plees To Be aan de ingang van het terrein stonden, en daar is het wel gewoon gratis. Nou goed, als je het eenmaal weet is de nood ook minder hoog. Tot zover het plasbericht.
Maandag
Maar we komen hier vooral ook voor de muziek natuurlijk. Op de derde dag van het festival staan er weer een aantal acts om naar uit te kijken. We zijn vandaag iets later op het terrein en ik had gehoop nog even een klein stukje Rendez-Vous mee te kunnen pakken, maar als we om half acht het terrein oplopen is het daar verdacht stil. De spullen worden al weer ingepakt op het Boog-podium. Jammer, blijkbaar heeft de band nog niet genoeg materiaal om live te spelen. Gelukkig staat er vandaag meer post-punk/new wave en jaren tachtig synthesizer-muziek geprogrammeerd op dit podium vandaag.
Op het hoofdpodium opent vandaag Hallo Venray, de oude rotten in het vak. Ze bestaan al 27 jaar, maar er zijn toch veel jaren geweest dat je niet eens in de gaten had dat ze er überhaupt nog waren. Dit jaar beleven ze een revival met het dertiende album Show dat in maart uitkwam, waarmee het Haagse trio bewijst nog steeds tot de top van de Nederland indiepop/-rock te horen. Van dat album komen er genoeg nummers langs vandaag, waaronder het tweede nummer op de plaat en ook als tweede gespeeld “Favorite Uncles” met een aanstekelijk refreintje, hupsig ritme en Pixies-achtige uithaaltjes op de gitaar. Een van mijn favoriete nummers van die plaat ook. Het zijn de wat meer uptempo songs die in het eerste gedeelte van de set prima overkomen. Henk Jonkers houdt het ritme dan ook goed strak, zo precies als een Zwitsers uurwerk, terwijl bassist Peter Konings gewoon al jaren zijn ding doet, zo straalt hij ook uit. Zanger/gitarist Henk Koorn praat soms grappend met het publiek en heeft al drie biertjes op, zo lijkt het. Na zijn wat vals gezongen “Cranky” (zo staat het ook op de plaat overigens) volgt een loom zuigende versie van “Show” dat het publiek een beetje op de proef gaat stellen. Het is ook het moment dat een groepje voor me uitgebreid en uitbundig in gesprek gaat met elkaar. Helaas blijft het toch een lastig bijverschijnsel soms bij live-muziek en vooral ook op dit festival, voor hen zal de muziek een bijverschijnsel zijn. Gelukkig is het lullende groepje net op tijd weg voor het mooiste moment van de set, als Prince-cover “Controversy” wordt ingezet. Hallo Venray zoekt het niet (meer) in een standaard opgefokte rockshow, maar durft het gas terug te nemen. Mooi en gewaagd, met een fantastische apotheose op het einde. Als “Nightmares” wordt ingezet is dat het teken voor veel mensen om even een biertje te halen. Dat is ook de achilleshiel van de groep. Op de plaat zijn het prima popliedjes, zo live klinkt het ook wel eens te laidback en te loom. Het experiment wordt dan ook niet heel vaak opgezocht, hoewel de gitaren wel hun uitbundige momenten kennen. Bij vlagen een goede en prachtige ‘show’ dus, maar geen echt opzienbarende.
Op het Boog-podium gaan we verder met Pompeya, een Russische band die voor het eerst in Nederland te zien is. Hun new wave en eightiespop klinkt fris, aanstekelijk en licht dansbaar, ook al is het allemaal behoorlijk gladjes. Het geluid staat weer uitstekend op dit podium, waardoor we kunnen genieten van een loepzuivere geluidsmix en een coherent bandgeluid. De koortjes worden uit een doosje bij de keyboard getoverd. Als de zanger ons een keer te woord staat, blijkt dat zijn Engelse uitspraak veel beter is als hij zingt dan wanneer hij het praat. Als je het zo hoort klinkt het juist heel Westers. Beetje cheesy wel, alsof je die foute eighties plaat die je als puberende tiener veel draaide weer eens uit de kast trekt, maar als tussendoortje voldoet het.
Normaal gesproken vind je me deze week niet al te veel bij het Club Voerweg-podium, simpelweg omdat ik niet zo’n fan ben van DJ’s en hiphop. De electronische muziek die er vanavond staat trekt me grappig genoeg wel weer. Zo is het eigenzinnige Son Lux ook een act om naar uit te kijken. Ryan Lott komt uit New York en is componist, producer en multi-instrumentalist. Hij lijkt een beetje door te breken met zijn vorig jaar verschenen derde album Lanterns dat bol staat van eigenwijze beats, samples, gitaartunes en ijle zang. Het ene moment ingehouden, daarna weer uitbundig. Dat het publiek zelfs aangespoord wordt vanavond om mee te gaan klappen zou je met deze muziek helemaal niet verwachten. Dan is het eigenlijk jammer dat de zon onder aan het gaan is, de muziek is mysterieus spannend en gedijt vast nog veel beter in het donker. Toch trekt Son Lux het publiek mee in deze bijzondere collage van geluiden, uitermate knap gedaan door Lott op zijn keyboard die ingeplugd zit op zijn MacBook. Fascinerend om te zien hoe hij dat precies allemaal live voor elkaar krijgt. Maar ook gitarist Rafiq Bhatia ondersteunt prima, waarbij zijn gitaar vaak als een extra syntheziser klinkt of juist in post-rock stand wordt gezet (jawel, hij zet zelfs een keer zijn tanden op de snaren!). Drummer Ian Chang lijkt er in het eerste nummer naast te drummen, maar bij deze muziek weet je niet eens zeker of dat niet gewoon zo hoort. Hij duikt vol overgave in het ritme. Het publiek geeft zich ook over en is getuige van een bijzonder optreden van een bevlogen drietal.
Inmiddels loopt het rond half elf. Terwijl ik via de Voerweg naar boven loop, komt een hele massa mensen juist naar beneden lopen. Ah ja, het vuurwerk bij de Waalkade begint en dat trekt weer een flinke menigte. Eenmaal boven in het park aangekomen is Say Yes Dog al begonnen op het Boog-podium. De band komt uit Luxemburg en Berlijn, maar hebben als standplaats Den Haag waar ze elkaar ontmoet hebben tijdens hun studie op het Haags Koninklijk Conservatorium. Ze krijgen vanavond dus de knallen van het vuurwerk als gratis surround effect aangeboden. ‘Can you see the fireworks from there? … Fireworks are boring’, wordt er grappend geroepen vanaf het podium. Op het podium zien we de drie kerels met veel kastjes, knopjes, synthesizers, MacBooks en – zowaar – een echte cimbaal. De kastjes en synthesizers gloeien uit tot warme synthpop, maar het doet me vanwege het Casio-achtig gebliep ook wel wat denken aan een muziekcarrousel. Ja, je kunt er lichtjes op dansen als je wilt, maar het is wat te keurig allemaal en die lichtjes depressieve zang helpt dan ook niet echt.
In plaats van door het park te lopen pak ik weer de Voerweg naar beneden waar ik grappig genoeg dit keer compleet tegen de stroom in moet lopen. Jawel, de bezoekers van het vuurwerk lopen terug de stad in. Het duurt een kwartiertje langer dan in het programmaboekje staat aangegeven alvorens Falco Benz begint, al worden we lekker warmgehouden door een DJ in de tussentijd. Tijdens het inluisteren voor festival via Spotify viel de muziek van Falco Benz al op met zijn enorme frisse synth-geluid, met aanstekelijke gebliep en vrolijke beats. Pure dans-blijheid, zo ervaart ook het publiek vanavond op de Voerweg, dat weer in grote getale is op komen dagen. Falco Benz oftewel Eelco Topper staat zelf tussen een set synthesizers alles aan elkaar te rijgen, omgeven door gekleurde lichtbakken en een hoop rook. Bij “Clap Machines” wordt even voorgedaan hoe je machinaal moet klappen, en het publiek doet gedwee mee. Single “Hat Tricks” is de ideale afsluiter om de Voerweg nog een laatste keer in beweging te krijgen. Je zou het bekende tunetje ook hard willen meezingen. ‘La la la laaa, lala la laaaa lalalaalalaaa’. Ahum. Dit – bijna lullige – themaatje levert wel mooi de grootse hit van het festival op.
Alle foto’s maandag hier.
Dinsdag
Het is dinsdag, de wandelaars hebben de eerste wandeldag achter de rug en wij trekken er voor de vierde keer op uit om het Valkhof Festival te bezoeken. Het is nog redelijk rustig in het park, maar dat heb je altijd aan het begin van de avond. We willen een mooi plekje hebben bij Dans Dans voor het Boog-podium, maar vlak voor aanvang is het nog aardig leeg. Iedereen zit ergens anders, wachtend op wat komen gaat. Zodra presentator Wim Koens op het podium verschijnt is dat het teken voor meer mensen om naar voren te komen. Op het Eindhoven Psych Lab dit jaar hadden we de band al eens een keer aan het werk kunnen zien en een weerzien met de band op het Valkhof is uitermate fijn. Geen zanger in deze band, maar wel een gitarist (Bert Dockx, die je ook ook kunt kennen van Flying Horseman) die alle hoeken en gaten op alle mogelijke manieren probeert te vullen. Van subtiel en gevoelig gitaarspel tot uitbundige psychedelische uitwassen. Bijzonder hoe hij zijn cassettespelertje gebruikt hij als sample-apparaat door het tegen zijn gitaar te drukken. Zijn bevlogenheid uit zich vooral ook in hoe vaak hij wel niet aan zijn effectpedaaltjes zit. Met handen en voeten zit hij het continu af te stellen, niet gek ook dat zijn zwarte broek een behoorlijk versleten linkerknie laat zien. Naast het kleurrijke gitaarwerk is drummer Steven Cassiers (Dez Mona) een jazzy aanjager van het geheel, samen met bassist Fred Lyenn (o.a. Mark Lanegan Band). De band laat ook vanavond weer een fijne dynamische mix horen van (vaak lang uitgesponnen) uitbundige psychjazz, western/film-noir of behoudende blues. Nummers als “Freedom Suite – Movement 2”, “Gazelle”, en “The Sicilian Clan” komen voorbij dacht ik, en drie keer op rij worden er nummers aangekondigd als ‘Het volgende nummer…. heeft geen titel’, al vraag ik me af of dit echt zo was. Muzikaal gezien een hoogstandje in mijn beleving. Ik koop dan ook I/II op vinyl na afloop bij de heren zelf op het podium, en moet daar dan de hele avond mee rondsjouwen. Ach ja, dat heb ik er voor over.
Inmiddels trapt San Fermin direct groots af op het hoofdpodium Arc. Je mag dan ook wel wat verwachten met acht bandleden op het podium, met o.a. de trompet, sax en viool als extra bonte smaakmakers. Drijvende kracht achter de band uit New York is Ellis Ludwig-Leone, die voornamelijk achter een synthesizer op het podium te vinden is vandaag. De kamer- of barokpop doet wel denken aan Sufjan Stevens, The Decemberists, The National of (een uitbundige) Get Well Soon. Het knalt vanavond aardig over het terrein, waarbij de subtiliteit van de plaat wat verloren gaat, maar de impact dan misschien juist groter is. De opstelling vandaag met een zanger en zangeres geeft ruimte aan een dialoog tussen hen, een bewuste keuze van Ludwig-Leone. Zanger Allen Tate klinkt hierbij bijna zo donker en laag als Brad Roberts van Crash Test Dummies. Zijn stem vind ik niet helemaal super (prima biceps, dat wel). Zangeres Charlene Kaye verving dit jaar Rae Cassidy en doet het wel aardig (leuk leren rokje ook), maar is soms echt te schreeuwerig. Het fijne uitbundige bandgeluid verhult niet helemaal dat sommige liedjes niet heel sterk zijn, zelfs een beetje te gelikt hier en daar in deze vorm, maar als geheel biedt het bij momenten wel de nodige schwung.
Hiss Golden Messenger is een echte rauwe Amerikaanse bluesrockband uit het boekje, is eerste wat me te binnen schiet als de band begint. Met een licht knauwerig Amerikaans accent vertelt zanger M.C. Taylor (met fout snorretje) dat ze uit North-Carolina komen. ‘Steek je hand op die daar wel eens is geweest’, roept ie. Ik steek mijn hand op want ik ben er wel eens geweest, maar niet voor mijn plezier. Maar goed, dat wist hij niet. Oorspronkelijk is de band een duo, met Taylor en multi-instrumentalist Scott Hirsch, die vandaag volgens mij op bas speelt. De alt-country en blues klinkt me vrij traditioneel in de oren, hooguit lijkt het wat op het rustige werk dat Wilco ook wel eens heeft gemaakt in mijn beleving. Het is laidback, rootsy en soms ook gewoon een beetje suf. De gitaarlikjes van de gitarist op links met petje en zwerversbaard zijn soms nog wel aardig, maar echt een legende in het genre zal het toch niet zijn zou je zeggen. Niet meer dan aardig dit.
Mighty Oaks op het hoofdpodium is weer zo’n band in de categorie folkbands à la Mumford en Sons, met een standplaats in Berlijn (al komen de leden uit Duitsland, Amerika, Italië en Engeland). Dat het park wel zin heeft in zo’n vrolijk feestje is best te begrijpen. Na een paar nummers gaan er ineens een aantal mensen op de schouders om het feestje nog beter te kunnen bewonderen. Muzikaal gezien is dit project van Claudio Donzelli and Ian Hooper niet heel bijzonder, maar voor wie van warme en opbeurende indiefolk houdt is het genieten.
De twee jonge heren van The Bots kwam ik eerder op de avond al even tegen toen ze bij Dans Dans naar voren liepen en de gitarist eens even een kijkje kwam nemen naar de imposante hoeveelheid gitaarpedaaltjes die daar op de grond lagen uitgestald. De broers zijn nog steeds heel jong, al zijn ze internationaal gezien toch al vele jaren aan het optreden, zoals op het grote podium van Rock Werchter vorig jaar. De drums en de gitaarapparatuur hadden ze toen maar een metertje of twintig uit elkaar gezet om het podium te vullen. Het Boog-podium lijkt wat geschikter voor het duo. Ondanks de leeftijd weten ze toch een aardig stuk te rocken, ook al ontbreekt er vaak een duidelijke of aantrekkelijke lijn in het spel. Het lijkt ook wat rommelig, maar het is vooral de energie en vrolijkheid van zanger/gitarist Mikaiah Lei die de boel aardig op stelten weet te zetten. Zelf hebben ze er dan ook heel veel lol in, en Mikaiah Lei moet zelf hard lachen om zijn eigen “pis”-grapjes. Het werkt, de energie slaat over op het publiek en de twee doen hun uiterste best om er een goede show van te maken. Drummer Anaiah Lei (met afrokapsel) lijkt ook steeds strakker te gaan drummen en dat sorteert effect. Met het door dikke riffs doorspekte “5:17” sluiten de heren een prima show knallend af.
Afsluiter Jett Rebel trekt net als Kensington vorig jaar een hoop volk naar het park, het is dit jaar niet eerder zo druk geweest voor het hoofdpodium. Vervolgens laat meneer Rebel een kwartier op zich wachten. Maar als hij dan opkomt met zijn niet-aflatende grijns op z’n smoel vallen de vrouwen als vanzelf in katzwijm voor deze – laten we eerlijk zijn – rasperformer. De impact van zijn muziek is lang niet zo indrukwekkend als een dag eerder met Navarone, maar de organisatie zal tevreden zijn met zo’n vol park. Met zijn funk en soul weet de 23-jarige Rebel (echte naam Jelte Steven Tuinstra) te overtuigen, met name op basis van zijn overduidelijke talent. Hij schiet dan wel wat door in zelfvertrouwen door ongelooflijk veel aandacht te vragen voor zichzelf of wat voor enorme goede gitarist hij toch bij zich heeft. Natuurlijk gaat het shirtje uit tegen het einde. Ja hoor, twee drumsolootjes. Het kan niet op. Muzikaal doet het denken aan Prince of Michael Jackson (zijn stem ook) en dat talent heeft ie misschien ook. Jett Rebel, ‘kroonprince’ van het festival en de nieuwe grote naam in (Nederlands) festivalland. Zelf vind ik het wel enorm cheesy allemaal, maar mijn mening wordt niet altijd gevraagd.
Alle foto’s dinsdag hier.
Woensdag
Kijk, ik fiets weer eens op tijd naar het park, dit keer voor ‘gewoon’ een Nijmeegse band. Mountain States zou de volgende belofte zijn uit Nijmegen om door te stomen naar hogere regionen. Met “El Sombrero” trokken de vier heren aandacht en staan hier om de bal in te koppen. De dromerige psychpop met van die rinkelende gitaren kun je plaatsen tussen bands als Beach Fossils, DIIV en Real Estate. De zomerse en warme feeling van de muziek komt mooi uit, het is inmiddels korte-broeken-weer geworden en links en rechts vind je dan ook een bandlid met een korte broek aan. Ik heb het met Real Estate ook, het is heerlijke ‘niets aan de hand’-muziek die op een of andere manier toch wel bevalt. Ook de psychedelische uithalen op de gitaar zijn fijn, naast het lieflijke getokkel. Toch kan het hier en daar wat strakker en de zang vind ik net iets te onvast. Als het tempo ook een keer omlaag wordt geschroefd is dat het teken voor het publiek om uitgebreid te gaan kletsen. Het zijn aandachtspunten voor een band die verder wel de potentie heeft om in dit genre zicht te meten met internationale toppers. Even laten doorsudderen dus voor het beste resultaat. De band stopt ook na een half uurtje. Materiaal op.
Goed, dan is er even een kwartier pauze voordat SKATERS begint op het hoofdpodium. Vorig jaar op Best Kept Secret was het blijkbaar niet al te best, met zes rommelige punknummers in 25 minuten. Vandaag horen we een andere set, waar ook ruimte is voor rustige slackerpop en ergens zelfs een reggae-nummer. Hoezo alleen maar beukende punk? Nee, dat bewaren ze grotendeels voor de tweede helft van de set wanneer het ineens ook veel meer op The Strokes gaat lijken, waar ze überhaupt veel mee worden vergeleken. Dan brengt de band vandaag dus ineens veel meer variatie en diepte in het spel, maar de nonchalance is wel gebleven. De podiumpresentatie is gewoon beroerd. De meeste bandleden ogen vermoeid. Ze proberen het wel, maar het lijkt ergens een verplicht nummertje te zijn die ze op routine willen afronden. De gitarist op links staat niet vast op z’n poten en ook de zanger is misschien wat beschonken. Eigenlijk lijkt alleen de drummer in vorm. Zo af en toe gaan alle bandleden bij hem staan om gezamenlijk af te tellen. Denk ik. Ik ben Arno Vermeulen ook niet die weet wat mensen op het veld precies denken. Muzikaal gezien gaat de band er dus op vooruit, al vind ik het hier en daar nog wat gladjes of verveeld, maar ik denk dat ze vooral op het podium moeten gaan laten zien dat het leuk is om in een band te zitten, en niet dat het leuk is om verdovende middelen te gebruiken.
Het hoogtepunt van de avond komt, wellicht wat onverwachts, van Heymoonshaker. Zoals je eerder kunt lezen in het verslag ben ik niet zo’n fan van blues- of countrymuziek, maar dit is wel even een partijtje speciaal. Goed, dan heb je zanger/gitarist Andy Balcon die ingeleefde blues zingt met een wat hoge doorrookte schuurstem, maar wat het geheel bijzonder maakt is de vocale percussie van Dave Crowe. Oftewel blues met human beatbox-begeleiding. Het zijn dingen die dit festival bijzonder maakt. Voor het eerst is het duo in Nederland te bewonderen en ze maken hier op het Boog-podium veel indruk, met veel gejoel en applaus na elk nummer. Het is dan ook enorm knap wat Crowe hier allemaal uitvreet met mond en stem. Handig ook, als je zo een drumstel kan nadoen hoef je nooit met apparatuur te slepen. Ja, een microfoon misschien, die hij vanavond dan ook een paar keer droog probeert te meppen. Zal een hoop spuug in hebben gezeten. Absoluut hoogtepunt is als Crowe zijn eigen solomoment krijgt en even laat zien hoe je ook dubstep/rave/electro kunt maken als human beatboxer (hier te zien, maar in het echt klonk het nog veel dieper, zwaarder en vetter). Minpuntje vind ik dat Crowe wel iets te zelfverzekerd bralt tussen de nummers door, we zijn geen klapvee die hier alleen komt om hem te plezieren, maar voor de rest een diepe buiging. Indrukwekkend optreden.
Met Cerebral Ballzy uit New York krijgt het hoofdpodium dan wel een doldwaze stevige skatepunk-show, good old hardcore-style. De zanger bralt van alles door de microfoon, grotendeels met dichte ogen onder invloed van… het zal wel wiet zijn. Eigenlijk is hij de zwakke broeder hier, de rest van de bandleden spelen nog best strak, de zanger bralt maar wat. Schreeuwzang past prima op dit soort muziek, en het hoeft dan ook niet loepje zuiver, maar wat hij hier staat te doen is bijna lachwekkend. Gelukkig hebben we de fijne riffs van de gitarist nog die de ene prachtige pose na de andere maakt. Ook de flink getatoeëerde jonge knul (lijkt op afstand) doet het prima op drums, terwijl de coole grote gast op rechts rustig mee lijkt te bassen. Vooraan het podium is vooral ruimte gemaakt voor een tiental jongens (en af en toe een meisje) die ongenadig hard door het lint willen gaan, enorme afstanden afleggen en flink lopen te pogoën. Prima, al vind ik het wel gevaarlijk worden als iemand op de hoek van het podium hard het publiek in duikt, terwijl daar helemaal niet zoveel mensen staan om hem op te vangen. Muzikaal gezien vind ik de skaterpunk nogal rechtlijnig met twee- of drie-akkoorden schemaatjes die zich blijven herhalen, dus dat ik ze vorig jaar op Lowlands heb geskipt vind ik achteraf niet zo erg.
De Zwitserse krautrock van Klaus Johann Grobe daarna op het Boog-podium valt me daarna wat tegen. Krautrock volg ik de laatste tijd met toenemende belangstelling, al blijft het een moeilijk te definiëren genre. Het trio maakt er een lullige versie van, met alle respect. Natuurlijk heb je dan synthesisers en zo’n fijne Moog op het podium, maar het gaat er om wat ze er mee doen. Als ze dan ook nog lafjes in het Duits gaan zingen klinkt het helemaal als filmmuziek bij een slechte Duitse komedie. Goed, de drums en de bas zorgen nog wel voor een speels ritme waar je lichtjes op kunt dansen, maar het herhaalt zich ook wat te veel. Hoogtepunt van de set komt als ik ergens een baslijntje te lijk herkennen dat lijkt op een nummer van The Cure, maar mijn conclusie lag toch al vast. Beetje flauwig dit allemaal.
Ik heb ook zeker niet zo heel veel met Afrikaanse muziek, maar zanger en gitarist Ebo Taylor is een levende legende met zijn 55-jarige carrière. Zijn afrobeat en -funk of jazz is een aardige afsluiter om nog wat volk in het park te houden, maar zo druk als het gisteren was bij Jett Rebel is het bij lange na niet. De oude man is blij en vrolijk, en lijkt na zoveel jaar nog steeds gepassioneerd op het podium staan, evenals zijn andere bandleden in vrolijke kledij en funky kapsels. Daar kan een band als SKATERS nog wat van leren. Ik ga in elk geval weer op tijd naar huis, want er volgen nog twee dagen in deze avondzevendaagse. Later!
Dit bericht is ook verschenen op File Under.
Alle foto’s woensdag hier.
Zie ook: zaterdag/zondag | donderdag/vrijdag
Pingback: Valkhof Festival 2014 – Napret – zaterdag/zondag | Tbeest's Blog
Pingback: Valkhof Festival 2014 – Napret – donderdag/vrijdag | Tbeest's Blog
Pingback: Play: album van de week (47, 2014): Dans Dans – 3 | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Dans Dans, Merleyn, Nijmegen | t-beest's blog