Drukke weken op het werk en drukke weken met concerten. Lichaam en geest worden door de afwisseling tussen inspanning en ontspanning in balans gehouden, al staat de beschikbare tijd dan nog wel eens in de weg. Mooi dat ik in Nijmegen woon dan, niet al te ver van het nieuwe Doornroosje waar weer gruwelijk veel fijne dingen op het programma staan in het najaar. Ondanks de wat drukke agenda is Sólstafir in Nijmegen natuurlijk een niet te missen kans. De band uit IJsland is ‘uniek en eigenzinnig in al zijn facetten’ aldus de beschrijving van Doornroosje en daar sluit ik me graag bij aan. Ótta was een prachtplaat schreef ik hier een tijdje terug, en dan is het geen straf om werk van dat album eens live te mogen horen spelen door de vier heren. Integendeel.
Het is woensdagavond en ik vertrek om 19:50 van mijn huis en sta om 20:02 in de kleine paarse zaal van Doornroosje. Zo. Weet ik ook weer precies hoe lang ik er over doe. Obsidian Kingdom is dan inmiddels al begonnen aan – naar ik aanneem – het eerste nummer. De band komt uit Spanje en is nu een jaartje of negen bezig en heeft een studioalbum uit genaamd Mantiis (Zware Metalen was niet zo onder de indruk van hun album lees ik achteraf). De energie zit er al behoorlijk in op dit redelijk vroege tijdstip, terwijl de zaal ook al redelijk goed gevuld is. De dikke bulderende riffs vliegen gelijk om me heen (okay, snel oordoppen in doen dus) en de band staat behoorlijk intensief te spelen. Opvallend strak ook, zelfverzekerd en overtuigend gebracht voor een eerste support-act eigenlijk. Ik had geen flauw benul wat ik kon verwachten van het voorprogramma dus het leek me wel aardig eens te bedenken in wat voor hokjes de twee supportacts zijn te stoppen. Daar ben ik niet heel goed in, dus ik kan wat oefening gebruiken. Dat begint al lastig, ik hoor wat blackmetal-achtig geschreeuw, maar net als Opeth afgelopen vrijdag wisselt de zanger dat af met cleane zang. Prima gedaan ook. Naast de opwindende stukken horen we ook meer donkere, symfonische en melodieuze stukken waar de synthesizer wat meer overwicht krijgt wat het geheel een stemmige sfeer geeft. Dan schakelt de band door naar lome, lage, diepe riffs wat het weer een doom-achtige sfeer geeft. De band wisselt loom en opgefokt smaakvol af, zoals een band als Inter Arma ook wel doet. Als de band in een rustig stuk wat slapper klinkt is dat het teken om me heen om te gaan kletsen, maar de band geeft zichzelf nog helemaal in een spetterend slotstuk waarmee ze terecht een dik applaus krijgen. Hoeveel nummers waren dit eigenlijk? Twee? Drie? Nou goed. Het is misschien niet 100% van de tijd mijn ding, maar zeker een prima band met heel veel afwisseling.
Sagh uit Noorwegen is duidelijk een ander soort band, als we het toch over hokjesdenken hebben. Het klinkt mij veel meer standaard heavy metal (Sabbath-iaans bijna) en zoiets als stonerrock/metal. Ik moet er even wat in komen na dat eerdere geweld, dit is veel meer song-gericht ook. Meer melodie, ondersteund door de wat logge doom-achtige riffs en de onvermijdelijke gitaarsolootjes. Langzaamaan went het publiek er ook aan lijkt het, want tegen het einde is het hele publiek enthousiast. De heren jutten het publiek dan ook wel enorm op, tot vervelens aan toe vind ik eigenlijk. Nee, ik steek niet nog een keer de vuisten in de lucht. Maar goed, de band komt zelf ook wel goed op gang na een lichtelijk statische opening en kan uiteindelijk tevreden zijn. Wel aardig als opwarmer vind ik zelf.
Mooi vind ik altijd als bands zelf het podium gereedmaken en soundchecken voor aanvang. We zien drummer Guðmundur Óli Pálmason en gitarist Sæþór Maríus “Pjúddi” Sæþórsson (die met de eeuwige zwarte cowboyhoed) van Sólstafir al gewoon voor aanvang op het podium, relaxed als altijd. Voordat de band begint wordt Náttfari gedraaid, prima eigenlijk, dat zet de sfeer gelijk. De band begint lekker woest met “Köld” van het gelijknamige album, en ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat het wat rommelig is, met name ook de geluidsmix, maar ik sta dan ook wat te ver rechtsvoor naar mijn smaak. Leuk, dan kan ik de mooie poses van de heren in hun mooie zwarte cowboy-achtige kleren goed zien, maar het moet niet ten koste gaan van de geluidsbeleving. Als ik na een paar nummers naar midden-achteren loop vind ik het nog niet helemaal perfect, en dat ligt niet aan de zaal is mijn ervaring. Gelukkig wordt het steeds beter en een beetje broeierig geluid past nu juist ook wel bij de muziek van deze band, die een blackmetal verleden heeft maar tegenwoordig meer post-rock/metal-achtige donkere sfeertapijten aanlegt met de getergde zang van Aðalbjörn “Addi” Tryggvason, die vanavond net zo zingt als op de plaat. Beetje vals, maar dat kan ik net zo goed hebben als bij een band als Motorpsycho. Zolang je op deze manier je ziel en zaligheid er in gooit vind ik alles best. Meestal versta je er geen bal van, maar ik luister toch al nooit naar teksten. Het gaat om de emotie beste mensen, en dat doet de band uitstekend. Enig minpuntje misschien verder is dat de nieuwe zaal wat clean is voor zo’n band als dit. Vette lichtshow, maar iets te netjes. Ook de kleren van de heren zijn schoon gewassen, een groot verschil met de wit uitgeslagen vlekken en vegen die ze toen hadden op hun kleren tijdens het optreden op Paaspop, maar dat was ook aan het einde van een tour dacht ik. Daar in de tent kwam het nog wat mooier bij elkaar, maar dat is ook het effect dat je zo’n band dan voor de eerste keer eens goed kan horen en zien, toen op FortaRock stonden ze vol in het licht en de geluidsmix was helemaal dramatisch.
Genoeg gezeurd, de band heeft prachtige nummers op het repertoire en die worden rauw, maar soms ook gevoelig op ons uitgestort. Typisch ruwe bolster, blanke pit. Melodische zoetheid met een donkere ondertoon, beheerst, ingetogen, of woest en ruw. Dat evenwicht is toch prachtig en deze band kan dat als geen ander. Na “Köld” volgt een setje nummers van Ótta. Mooi, mooi. Het mooie pianootje (en misschien ook wel wat strijkwerk), zoals aan het begin van “Lágnætti”, komt uit een doosje vanavond, maar wat geeft het. Knap hoe de zanger alleen met zang begint bij “Rismál”, de zaal houdt haar adem in. “Ótta” begint erg sfeervol (het betekent ‘nacht’ in het IJslands) en de zaal is donker gemaakt, een discobal zorgt voor de sterren in de zaal. Prachtig! Hierna zegt de frontman ook voor het eerst wat, stelt zich voor, heet ons welkom en bedankt ons dat we zijn gekomen. ‘Is this your first Sólstafir concert? Into the Grave? What else?’ Na een ‘Are you ready?’ wordt “Þín Orð” ingezet van het Svartir Sandar-abum uit 2011. Bij “Dagmál” (weer terug naar Ótta) zet de zanger maar eens zijn politie- of schipperspet op. Na afloop vraagt de zanger of alles goed is en of er nog iets beter kan. ‘Free beer!’ wordt er geroepen uit de zaal.’What do you wanna hear?’ ‘More beer!’, klinkt er uit de zaal. ‘Do we look like a band that has a song called More Beer?’, antwoordt de zanger. Ook vertelt hij dat we een deal kunnen sluiten, dat de band vijf uur achter elkaar zal gaan spelen als we de hele merchandise-stand leeg kopen. “Náttmál” volgt dan, het laatste nummer dat van Ótta wordt gespeeld. ‘You are still here!’ Of we wel eens in IJsland zijn geweest, vraagt de zanger, die inmiddels aardig op de praatstoel is geklommen. Ja, ze hebben van die vulkanen, en ja, die geven wel eens ‘shit’. ‘And the rest is just some black sand beaches, deserts, nothing… Few sheeps and ponies running around, in the black desert… Do you still wanna go there? I don’t recommend it man.’ Een introductie tot “Svartir Sandar”, die vanavond heel erg lekker klinkt, misschien ook omdat het even wat anders is dan de rest. Sólstafir heeft soms wat de neiging om in bepaalde akkoordenreeksen te blijven hangen, en dit is even een welkome afwisseling, althans zo voelt het. Even wat opgefokter en directer, het past goed als uitsmijter van de set, waarna de band uiteraard nog terugkomt voor een toegift. Daarin is “Fjara” geen favoriet van me (gekscherend wel eens een Eurovisie Songfestival-liedje genoemd, met name vanwege het wat flauwe melodielijntje), maar “Goddess of the Ages” is de lange en epische afsluiter die de hele avond goed samenvat. Alle kleine minpuntjes worden vergeven en vergeten.
Dat deze band voor het eerst een eigen headliner-tour mag doen is volstrekt terecht, en we kunnen alleen maar vooruit kijken naar de speciale optredens op Roadburn in 013 volgend jaar, als ze live de instrumentale soundtrack zullen gaan verzorgen bij de Viking speelfilm en cultklassieker Hrafninn Flýgur (When The Raven Flies). Ik kijk er in elk geval enorm naar uit.
Andere getuigenverklaringen: Ragherrie / Counter Culture
Compact camera pics: hier.
Youtube by postrockernl:
[youtube=https://www.youtube.com/watch?v=GoQC__68vYY&w=450]
[youtube=https://www.youtube.com/watch?v=VmrCZDcxuRY&w=450]
De witte vlekken op de kleding doen ze opzettelijk vlak voor het optreden erop, zal wel meel oid zijn. Bij Into The Grave deden ze de soundcheck zonder vlekken. En bij het optreden hadden ze die ineens wel. Zie mijn foto’s van Into The Grave op Google+.
Ah, grappig…
Pingback: Valkhof Festival 2015: nieuwe namen | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Sólstafir, TivoliVredenburg, Utrecht | t-beest's blog