Ja, ik hou best wel van harde muziek met brute gitaren, maar het mag ook best wel eens wat softer. Zo hadden we dit jaar al o.a. Nick Mulvey en Villagers mogen bewonderen in Doornroosje, maar als ik het heb over de zoetste band die ik nog echt leuk vind, dan noem ik altijd de Amerikaanse band Musée Mécanique. Jawel, dit vind ik ook nog wel mooi (noem het gerust een guilty pleasure), net zoals een band als Get Well Soon (dat overigens ook best wel kan rocken tijdens een live-optreden – maar dat terzijde). Vijf jaar terug stond Musée Mécanique in het voorprogramma van Get Well Soon, en tijdens dat optreden overviel de (voor ons totaal onbekende) band ons met die mooie, melodieuze en dromerige indie/folk (zie hier wat video’s nog). Dat het geluid toen waanzinnig fijn stond afgesteld en het publiek fijn z’n mond hield tijdens het optreden hielp dan ook wel natuurlijk. Ze waren toen met z’n drieën en moesten de drummer en bassist thuislaten vanwege gebrek aan geld, althans zo zit dat nog steeds in mijn hoofd, maar of dat echt waar is weet ik niet. Op de (fijne) zaterdagavond is Musée Mécanique in elk geval na vijf jaar weer eens te bewonderen in Nederland en dan ook nog fijn dichtbij in eigen stad in Doornroosje-dependance Merleyn. Met eindelijk ook een nieuwe plaat op zak trouwens: From Shores of Sleep.
Vandaag is de drummer er in elk geval bij, en hij mag gelijk maar even vooraan het podium plaatsnemen. Dat ze dan met z’n vieren zijn en niet (zoals ik begreep) met z’n vijven zoals in 2010 op het Take Root-festival in Groningen maakt niet heel veel uit. Dat lossen ze toch wel aardig op. Net zoals toen in Utrecht kun je meerdere instrumenten tegelijk bespelen natuurlijk. Waar de bas precies vandaan komt vanavond kan ik niet helemaal achterhalen, maar dat zal vast wel ergens onder de toetsen hebben gezeten. En zo zit er wel meer onder de toetsen vanavond, al dan niet ondersteund door een laptop, en zo zien we de gitaristen ook regelmatig tegelijk gitaar en toetsen bedienen. Ze hadden vast geen ruimte in het bagagevak om ook nog een cello, contrabas, altviool, hobo, klarinet, trompet en een zingende zaag mee te nemen; instrumenten die worden gebruikt op de plaat en ook werden genoemd in de beschrijving, maar praktisch niet allemaal mee te slepen natuurlijk. En je moet dan ook wel genoeg muzikanten bij je hebben om dat ook allemaal te kunnen bespelen.
De naam Musée Mécanique is ontleend aan een museum in San Fransisco waar een mechanische muziekinstrumenten en antieke arcadespellen staan. Dan weet je dat alvast. De band is opgericht in 2006 en bracht in 2008 het debuutalbum Hold This Ghost uit. De band deed zes jaar over de opvolger, maar het is dan ook een conceptplaat geworden met diverse details die de boel aan elkaar verbinden – zo horen we vanavond in Merleyn. ‘Een plaat die je vaker kunt opzetten en dan nog steeds nieuwe details kunt horen, precies zoals we het zelf ook graag horen’, aldus zanger/gitarist/toetsenist Sean Ogilvie.
Muzikaal doet Musée Mécanique denken aan Nick Drake, Beirut, Neutral Milk Hotel en Sufjan Stevens aldus de beschrijving, en zelf plaats ik daar graag wat melancholie van het eerder genoemde Get Well Soon bij. Het is zoet en zwierig, behoorlijk rustig, en bevat van die mooie gouden melodieën. En veel melancholie dus. Hoewel het op de plaat onveranderd ingetogen klinkt, is het zo live in Merleyn wat harder, al gooi ik de oordoppen er niet in. Zo vooraan, vlakbij de drummer, is het iets minder subtiel, zeker als de drummer er wat meer op knalt. Dat overstemt dan de synthesizers een beetje, maar echt veel last heb ik er niet van. Ja, misschien wat in het begin, als de schoonheid wat wordt weggedrukt, maar dat kan ook aan de geluidsmix liggen in het begin (dat verbetert sowieso tijdens het optreden). Oudje “Two Friends Like Us” van het vorige album is erg mooi en komt dan niet volledig tot z’n recht zo, maar het stoort niet. De zaal is ook niet zo stil als toen in Utrecht, hoewel dat gelukkig beperkt blijft. Dat stoort gelukkig ook niet, al wordt het dan niet zo sereen en zuiver als toen in Utrecht. De drummer is overigens wel een prima aanvulling, zijn jazzy drumspel is uiterst smaakvol. Zeker in het middengedeelte van de set zorgt zijn subtielere spel er ook voor dat de nummers wat warmbloediger uit de verf komen, en daarmee voel ik me fijn ondergedompeld worden in een weldadige bad.
Na oudje “Somehow Bound” gaan we richting het nieuwe album. Bij “O, Astoria!” – het eerste nummer van het nieuwe album – crasht de laptop, en die blijkt cruciaal voor de muziek vanavond, blijkbaar hangen veel geluiden van de toetsen aan de laptop (de zingende zaag wordt ergens ook nog gesimuleerd volgens mij). Terwijl de toetsenist aan zijn laptop knutselt wordt er een praatje met het publiek gehouden. Ze zijn sowieso goed geluimd vanavond en zoeken veel interactie met het publiek. ‘He is checking his email’, zegt de zanger grappend. ‘We are live tweeting the whole thing’. Om te vervolgen met: ‘Ja eigenlijk spelen we niks, we laten eigenlijk alleen maar een opname horen. Ja, de laptop is gecrasht. Misschien doen we het hele nummer wel opnieuw straks. Ja, niet op YouTube zetten deze versie, want als ze dát zien vinden ze het vast vreselijk.’ Bijzonder dat ze het nummer daadwerkelijk opnieuw spelen in de toegift, al hoor ik ook niet precies wat er echt mis is gegaan. Van het nieuwe From Shores of Sleep volgen verder nummers als “The Lighthouse and the Hourglass”, “The Open Sea” en “Castle Walls”. Voor “A Wish We Spoke” wijzen ze op de officiële video, gemaakt door Rachel Blumberg, een getalenteerde artieste die deze stop-motion animatie heeft gemaakt; handmatig getekend en handmatig uitgeknipt. ‘Daar deed ze zes jaar over’, zegt de band grappend, maar ze zijn oprecht trots dat ze dit voor hun heeft gemaakt. Dan volgt “Along the Shore”, en gaan we met “Nothing Glorious” en “Like Home” weer terug naar de oude plaat. De uitvoering van die nummers is net anders dan op de plaat, maar niet minder mooi. “The Man Who Sleeps” (van From Shores of Sleep) sluit de reguliere set af, al gaat de band niet echt af (dat is ook lastig in Merleyn). Dan volgt dus de herkansing van “O, Astoria!” en het laatste “The Shaker’s Cask”, dat een lange uitleg/inleiding krijgt. Het nummer is geïnspireerd op Robert Schumann en zijn Kinderszenen, zo leren we vanavond. Het conceptuele stuk gaat over twaalf verschillende scènes of fasen in een kinderleven. Het dertiende stuk is een apart stuk poëzie (“The Poet Speaks”), dat alles aan elkaar verbindt. “The Shaker’s Cask” is het tiende en laatste nummer van het nieuwe album van de band, en dat is net zo bedoeld als “The Poet Speaks”. Een mooie inleiding, het geeft inzicht in de bedoeling van het nummer, maar het is verder niet het sterkste van de avond.
Maar toch, een heel mooi optreden hier van begenadigde muzikanten in een redelijk gevulde zaal in Merleyn. Voor negen euro heb je dan een concert dat intiem aanvoelt, zeker als je zo lekker vooraan staat. Alsof de band in je huiskamer staat te spelen. En dit is toch ook zoveel persoonlijker dan in een mega-zaal voor te veel geld. Nee, zo’n entreekaartje is eigenlijk ook veel te goedkoop voor zo’n fijn concert. We kopen daarom maar een vinylplaat met vier handtekeningen. Die vijfde handtekening komt ooit nog wel dan, hopelijk niet pas over een jaar of vijf. Van mij mag de band wel iets meer belangstelling krijgen, hebben ze verdiend. Maar zo’n fijne band in een kleine zaal zien blijft toch ook wel iets bijzonders om te koesteren.
[youtube=https://www.youtube.com/watch?v=qFT7ykMz8uI&w=450]
[youtube=https://www.youtube.com/watch?v=P6Vo5jo05Wk&w=450]
[youtube=https://www.youtube.com/watch?v=cPd9n5MmFWk&w=450]