Wat voor Judas Priest geldt (afgelopen zondag), geldt misschien ook voor Calexico. Ik ken beide bands niet bijzonder goed en eerlijk gezegd draai ik het allebei niet heel veel. Nou ja. Calexico doet het dan nog wel aardig als achtergrondmuziekje op het werk en de nieuwe plaat Edge of the Sun had ik ook al wel eens een draaibeurt gegeven. Het ligt er ook maar net aan van welk genre je houdt natuurlijk, ik ben doorgaans niet zo dolenthousiast over indiefolk, alt.country of Americana, maar trompetjes in de popmuziek vind ik doorgaans wel lekker smeuïg. En ach. Het is in de buurt, en mijn broer wil er graag heen. Ga ik toch lekker mee…
Wat dat betreft hebben m’n broer en ik wel dezelfde muzikale genen geërfd, zo lijkt het. Zo staan Opeth en Motorpsycho bovenaan ons lijstje van favoriete bands, maar of ik zijn enthousiasme voor Calexico helemaal kan plaatsen weet ik nog steeds niet. Calexico heeft vanavond in Doornroosje twee gezichten, waarbij de meer gewone indie-nummers resoluut worden afgewisseld met dansbare mariachi (Tex-Mex) en/of Latijnse rumba of zo, waarbij de trompetten vooral een vrolijke noot toevoegen in plaats van een melancholische. Echt een referentiekader van vergelijkbare bands weet ik zo niet, hoewel DeVotchKa wel gelijk in mijn gedachten schiet. Dat is namelijk ook zo’n band die verschillende stijlen door elkaar gooit, zoals indierock/folk en wereldmuziek. Dat die twee bands ook samen dingen doen wist ik ergens wel, maar ik heb wel even gemist dat zanger Nick Urata van DeVotchKa ook meezingt op “Follow the River” van die laatste plaat (vanavond als laatste nummer gespeeld overigens). Van die feitjes hè.
Zo kan ik ook wel noemen dat de band uit Tucson, Arizona komt, met Joey Burns (zang, gitaar, etc) en John Convertino (drums) als voornaamste bandleden. De historie van die twee gaat terug tot 1990, maar de eerste plaat Spoke van Calexico kwam pas in 1995. Doorbraakplaat zou dan Hot Rail uit 2000 zijn lees ik ergens, maar de albums daarna lijken iets succesvoller in Europa te zijn geweest. De band is regelmatig te vinden in Nederland, zo zag ik ze nog eens op Lowlands in 2009, en in april stond de band in Paradiso in Amsterdam en in de Effenaar in Eindhoven. Dat Burns aan het begin van de avond zo uitdrukkelijk uitspreekt dat hij zo’n zin heeft in het optreden in Utrecht later dit jaar vind ik dan een beetje gek, je mag hopen dat hij er juist vanavond zin in heeft. Maar goed, hij weet wel perfect hoe je ‘Nijmegen’ moet uitspreken, maar dat terzijde. Burns is praatgraag en goedgemutst vanavond (na afloop neemt hij ook uitgebreid tijd voor handtekeningen en foto’s), al kan ik zijn inleidingen niet altijd even goed volgen. ‘Ja dat is de uitleg, maar morgenavond kan die weer helemaal anders zijn’, relativeert hij voor aanvang van “Miles of the Sea”.
De avond komt wat moeizaam op gang voor m’n gevoel, maar dat is misschien ook meer omdat de ‘normale’ indie/Americana nummers – er wordt veel nieuw materiaal gespeeld ook – misschien niet zo heel sterk zijn, althans niet heel erg opvallen in mijn – eh – oren. Zo af en toe een melancholische noot, al dan niet met trompetje, dat vind ik wel mooi, maar het blijft wat vlak. Als de meer feestelijke mariachi er bij tijd en wijle wordt ingegooid (“Cumbia de Donde” bijvoorbeeld is erg aanstekelijk in het begin), levert dat ook de meeste respons op uit het publiek. Een goed trompetsolootje kan al gauw rekenen op luid gejoel. Zo worstelt Calexico zich een beetje met die twee gezichten door het begin van de set, maar als de ledematen van band en publiek eenmaal zijn opgewarmd komt de algehele schwung er een stuk beter in. En ik kan ook wel het beste meegaan met de feestelijke kant van de band. Ik sta verdorie zelf af en toe te swingen hier, al weet ik niet meer precies hoe de rumba ook alweer ging, laat staan of dat de juiste benaming is. De band klinkt steeds voller en warmbloediger, de zon gaat schijnen, en we genieten van de zomerse uitstraling.
Bijzonder is de eerste toegift, waarin de (tweeling)broertjes van Tangerine (die het voorprogramma verzorgden) op het podium verschijnen om samen met Burns en Convertino twee nummers te spelen. “Angel of Death” is dan niet die cover van Slayer, maar van Hank Williams uit 1954, en “You Ain’t Goin’ Nowhere” is een cover van The Byrds. Leuk om zo’n gelegenheidsprojectje te zien. Daarna komt de band weer op en begint opvallend snel aan “Stray”, nog voordat de broertjes überhaupt van het podium af zijn. “Follow the River” is dan niet echt een uitsmijter in de tweede toegift, meer een licht melancholisch country-gelikt muzakje, maar ik ben sowieso misschien niet de juiste man vanavond om alles op de juiste waarde te schatten. Maar moet dat dan ook altijd. Ik heb me verder wel vermaakt, en volgens mij is dat het belangrijkste.