De zaterdag van Lowlands stond in de boeken als een van de minste dagen. Muzikaal gezien dan. Toch zou het helemaal niet tegenvallen vandaag met een paar prima acts en een aantal onverwachtse meevallers en/of verrassingen. Wat betreft het weer was er ook geen klagen, al was de beloofde 18 graden na middernacht wel te frisjes om zonder trui te doen, maar dat kwam door een opstekend fris briesje, dat op zondag nog iets sterker aan zou trekken en zondagavond laat – of maandagochtend vroeg, het is maar hoe je er naar kijkt – voor wat regen zou zorgen. Maar dat was morgen pas. Vandaag trokken we op tijd naar het terrein met ons brakke hoofd, want je kunt wel eeuwig voor je tent blijven hangen, maar je kunt ook gewoon lekker naar het festivalterrein. Daar kun je nog altijd brak uithangen.
En zo komt het dat we toch nog mooi op tijd zijn voor Eaves uit Leeds, UK. Och ja, dat heb je op dit vroege tijdstip wel vaker, ooit zong Patrick Watson ons nog eens op dit tijdstip prachtig toe in de India, nu hier in Charlie is ook dit weer bij vlagen erg mooi. De man met de lange haren op gitaar noemt zijn muziek zelf folk/grunge/singer-songwriter-muziek, al zit er in het eerste nummer ook iets van een country-snit gebakken. Melancholie ligt nooit ver weg, zonder dat het al te melodramatisch wordt en daarmee balanceert hij op een prettige scheidslijn tussen té overdreven of té saai. Nee, dit is precies goed, en balanceert ook geweldig tussen ingetogen en voller gespeelde stukken, precies op die momenten dat het nodig is. Naast de uitstekende zang met mooie uithalen en die bijna Eddie Vedder-achtige techniek of Patrick Watson-achtig timbre, voegt de licht swingende baspartij ook het nodige toe aan het goede totaalbeeld. Een uitstekend begin van de dag dus, en helemaal niet zo zoet als gedacht, en gelukkig waren de gillende meisjes ook thuis gebleven.
Gauw nog even een stukje kijken van The Mysterons, gewoon uit ons eigen land met onder andere drie leden van Jungle By Night in de gelederen en gitarist Brian Pots van PAUW. Om maar met de deur in huis te vallen, het klonk op het Valkhof Festival wat beter, maar dat kan ook aan de India-tent liggen. Het geluid aldaar is al het hele weekend niet lekker. Als je een beetje vooraan staat overheerst de bas enorm, achterin vind ik het soms onevenwichtig dof en komen de instrumenten niet lekker in harmonie. Bij Mysterons staat het geluid van Pots gewoon veels te zacht, alleen op het einde ontspoort dat nog lekker. Maar vooral ook de zang staat veel te hard in de mix. Nu moet je toch al houden van die typische uithaaltjes van zangeres Josephine van Schaik (eerder vergeleek ik haar geluid een beetje met Geike Arnaert (Hooverphonic ooit) met vleugjes Kate Bush of zelfs Roosbeef), maar als het zo hard staat overheerst dat echt te veel. De band moet het hebben van de aanstekelijke, licht tegendraadse en bijna Oosterse ritmes met een psychpop-bril (Hammond orgel!), maar door de geluidsmix mis ik hier op den duur wat variatie, al ligt dat ook aan sommige nummers die ik gewoon wat minder spannend vind. Als het gas er dus op gaat vind ik het dus wel lekker, en sowieso is het spectaculair als er rook uit de synthesizer komt die al snel van de Hammond wordt afgehaald door de zangeres, onder een groot gejoel uit het publiek. Het is nog steeds een leuke, vlotte band vind ik, al lijken ze wat te moeten ‘werken’ hier, helemaal ontspannen klinkt het nog niet, maar je zult ook maar voor het eerst op het grote Lowlands staan.
Het geluid staat het hele weekend wel perfect in notabene het rotste podium van allemaal: de X-Ray. Normaal vind ik het een zwetende fabriekshal zonder sfeer, waar het publiek als in een ton opgepropt staat. Claustrofobisch. Bij Low Roar blijkt hoe zo’n podium wel kan werken en waarom het al tien jaar lang de spannendste tent van Lowlands wordt genoemd, hier door 3voor12. Ach, je kunt ook overdrijven. En het is geen tent. Een golfplaten barak. Maar we staan hier eens goed en het is niet super druk. Het geluid staat bij Low Roar echt weer eens bijzonder goed met van die fantastische bassen, overgoten door de IJslandse sfeertapijten en de waanzinnige zang van Ryan Karazija. De Amerikaanse zanger zingt loepzuiver en schakelt soms naar hogere uithaaltjes, nog beter dan Jónsi (Sígur Ros) in goede tijden. De alt.folk heeft dan ook wel zo’n post-rock-achtige sfeer, maar is door de dikke elektronica ook wel anders en op z’n plek hier in de X-Ray. Met z’n IJslandse vrienden Logi en Leifur zet Karazija hier een prachtige show neer, ook al herhaalt het zich wat veel tegen een einde en was een half uur wellicht ook voldoende geweest. Nee, dit moet je ook niet heel vaak achter elkaar horen allemaal, maar hier in de X-Ray was het best bijzonder en kwam het live een stuk beter over dan op de plaat, zeker ook met die mooie visuals op de LED-platen achter de band en op het plafond van deze barak. Als je in de stemming bent dus een aanrader. Volg je gevoel.
Dan nu echt eens de Alpha van binnen zien met de vrolijke britse fun- en glampop van FFS, oftewel Franz Ferdinand samen met Sparks, een 70’s glamrockduo waar ik vooraf echt nog nooit van had gehoord, maar destijds wel in de diverse popprogramma’s moet hebben gezien. Het is vooral vermakelijk, al heb ik het idee dat de betere stukken in de tweede helft van de set zijn geplaatst. Inkoppers zijn natuurlijk de Franz Ferdinand nummers “Do You Want To”, “Michael” en het overmijdelijke “Take Me Out” dat wat sleets klinkt ondertussen. Of wat langzamer gespeeld. Of dat ligt aan mij. Originele Sparks-nummers komen ook langs zoals “When Do I Get to Sing “My Way””, “The Number One Song in Heaven” en “This Town Ain’t Big Enough for Both of Us”. Grappig om Sparks pianist Ron Mael (broer van de zanger, net 70 geworden), bewust strak voor zich uit blijft kijken, zo deed hij dat vroeger ook altijd al zag ik later. Des te leuker om hem ergens, als de rest percussie staat te spelen op trommels, zijn stropdas af te zien doen, zijn overhemd open knoopt, en even een lekker gek dansje doet, om daarna weer stoïcijns cool te doen achter z’n piano. De rest van de band toont wel alle uitbundigeheid in een bijzonder strakke show, de twee bands hebben samen niet alleen een (wel aardige, maar niet meer) plaat gemaakt, maar brengen het live zeer vakkundig met de nodige plezier. Een goede zet van Franz Ferdinand eigenlijk, want als band alleen is het moeilijk om aan de top te blijven, zo leek de laatste jaren. Hier schotelt de band ons een vermakelijke show voor, die bij vlagen goed was en bij momenten ook niet echt het niveau van een fout songfestivalnummer ontsteeg.
Dan valt de zaterdag dus nog alleszins mee ja, maar DakhaBrakha in de vlakbij gelegen Lima-tent is vooral vaag en raar, en niet echt heel goed. Daarvoor is het te serieus en te lelijk, dit soort Oekraïense folk-muziek. Drie dames in witte jurken op een rij met hoge zwarte mutsen van haar spelen op trommels, accordeon, cello en nog wat andere zaken. Ze zingen een soort klaagfolk, waarvan eentje echt zo’n lelijk scherp dichtgeknepen stem heeft als van Eucalypta. Lachwekkend wordt het helemaal als ze doodserieus vogelgeluidjes nadoen en met hun tong repeterend tegen de wangen kletteren. Oh ja, er zit ook een vent bij in donkerder klederdracht. Als we het toch over kleding hebben… het heeft verder niet echt veel om het lijf. Als we het toch over donker hebben, ik had gehoopt dat het wat donkerdere muziek zou zijn, meer een seance, meer mysterie. Maar dit is dus te licht en niet opzwepend genoeg voor het feestje. Maar wel lekker vaag.
Ik waag de oversteek naar de India toch maar op een gegeven moment, met een tussenstop bij de bierbar. De Londense band The Bohicas staat daar een aardig stukje te rocken al is het een beetje een voortdenderende trein van riffs en dichtgesmeerde noise en sta ik weer wat te ver vooraan waar de bassen overheersen. De band stond vorig jaar nog op Down The Rabbit Hole en uit verslagen begreep ik al dat de betere nummers op het einde zaten, dus een gekke keuze is het vandaag niet om juist het einde mee te pakken. En inderdaad, de laatste nummers zijn het beste, met – ik geloof – “To Die For”, maar vooral “Swarm” is een hele lekkere uitsmijter die het publiek op het einde nog even laat joelen, wat een lekker jachtig nummer is dat. Nu nog wat meer van dat soort nummers en iets meer eigen smoel zou ik zeggen.
Barns Courtney in de Charlie blijkt daarna inderdaad weinig te maken te hebben met Courtney Barnett. Nee het is blijkbaar Barnaby Courtney, frontman van onder meer Sleeper Cell en een aantal andere bands uit Ipswich (ref), die zijn naam veranderd heeft naar Barns, en zo stelt hij zich ook voor hier in de Charlie. Ik ben geen fan van een ‘man met een gitaar’ maar lees achteraf dat sommigen het wel goed vonden. Nou ik had er niet zo’n zin in, en die speciaalbierbar zat wel erg lekker in de buurt.
Father John Misty in de India ontpopt zich als een charismatische frontman die harde cynische opmerkingen maakt en zijn publiek lijkt te willen schofferen of bekeren tot zijn eigen heiligdom. Zijn boosheid zal ongetwijfeld gespeeld zijn, maar komt zo wel over als een (ook letterlijk) grote (of grootste) frontman. Zijn wil is wet en je hebt het maar te slikken. Indrukwekkend hoe hij tijdens het spelen zijn zonnebril afwerpt door een snelle slag met zijn hoofd naar rechts, voor de kijkers links, terwijl hij stoïcijns doorspeelt. Ineens snap je dat het echt een ‘father’ is. Een Amerikaanse TV-priester. Charismatisch of toch gewoon arrogant? Josh Tillman geeft zich in elk geval helemaal, zeker het slotstuk is indrukwekkend als hij als zich een bezetene op het podium gedraagt in een kolkende massa, maar dit soort gedrag maskeert verder niet dat een groot deel van de set nogal belegen ouwelullenrock is, indiefolk van het belegen soort, waarbij ik een gaap nauwelijks kan onderdrukken. Ik ben dan tussendoor ook even lekker uitgebreid gaan eten, zodat ik niet weer bijna omval aan het eind van de avond. Affijn, je gelooft in John of niet.
We zijn aanbelandt in het grote gat van zaterdag en na het eten heb ik weer energie voor tien, dus ik ga eens zonder mijn festivalmaten op jacht op het terrein naar ehm.. onontgonnen terrein. Diplo is mij dan te eentonig gebeuk met wel weer een hoofdrol voor de belachelijk harde bastonen, die tot aan de X-Ray te horen zijn. Dan maar even naar de Charlie voor een stukje Låpsley, oftewel singer/songwriter Holly Fletcher uit Liverpool. En dat valt me niet eens tegen, of ik kan dit soort muziek best wel even goed hebben. De jonge blonde dame zingt fantastisch eigenlijk en de knisperbeats en synth-klanken klinken nog best aangenaam hieronder. Ik moet denken aan lome elektronische pop, met hier en daar net wat te gelikte melodielijntjes, maar ik glij er dus aardig in mee op dit moment. Een soort nieuwe Adele ook? Of zeg ik nu iets geks? Ik denk het.
Daarna valt Shura in de X-Ray ook helemaal niet zo heel erg tegen, en het lijkt ergens wel een beetje op Låpsley ook. Beide bands hebben een blonde frontdame, al is deze niet zo heel groot zo te zien, maar dat maakt geen bal uit. Ook dit klinkt me als lome synthpop en zingt wel een stuk dromeriger. Niet zo goed misschien als Holly Fletcher maar wel okay, soms met een likje Janet Jackson of Cindy Lauper. De droge beats zijn licht dansbaar, de elektronische frutsels zijn leuk, maar het vult soms ook net te weinig om continu te blijven boeien.
Het is dan even wachten op Courtney Barnett in de India, een van die opkomende indierock-acts met een frontdame die een aardig portie kan rocken, ook zo’n schurende zangstem heeft, maar ook soms de wat rustigere indiepop/rock opzoekt. Soms zijn die liedjes echt enorm catchy, maar niet alles vind ik raak vandaag. Met name met het excellerende gitaarwerk zorgt voor het vuur. De bassist ramt ook ergens op z’n gitaar alsof hij in een metal-act staat te spelen en dat is gaaf om te zien, en ook de koortjes zijn prettig. Jammer dat het geluid in de India weer wat wollig staat waardoor niet alles helder wordt geplaatst en ook hier staat de zang gewoon een tikkeltje te hard. Zo komt het laatst gespeelde en geweldige “Pedestrian at Best” (zie hieronder) ook niet helemaal uit de verf vind ik. Geen heiligverklaring zoals sommige muziekliefhebbers (en -kenners) wel hebben gedaan dus, maar alles bij elkaar is het wel een hele dikke voldoende.
Daarna nog een stuk Chemical Brothers, na Underworld dus die andere dance-act die zo groot was eind jaren negentig, en deze Londenaren gaan nog best aardig hier, al heb ik op de een of andere manier ook hier geen zin om echt de tent binnen te lopen. Misschien niet verstandig, het geboemkaboemkaboemk klinkt er een beetje eentonig, de lichtshow ziet er aardig uit, maar verder is het wat statisch. Bovendien mis ik wat hits die in het begin worden (af)gespeeld zoals “Hey Boy, Hey Girl” en recent hitje “Go”. Pas bij “Galvanize” klinkt het allemaal wat opwindender, net als het afsluitende “Block Rockin’ Beats”. Maar goed, binnen in de tent schijnt men het allemaal prima te vinden gezien het grote gejoel en applaus, maar toch heb ik het idee dat hier meer (finesse) in had gezeten.
Biertje?
Pingback: Gezien: Down The Rabbit Hole 2016 | t-beest's blog