Het lijkt al weer zo lang geleden, de 21e editie van het Roadburn-festival, wederom in Tilburg. Wederom in en rondom 013. En ook weer vier dagen lang, als we de Afterburner op zondag meetellen. Het voelt weer als een voorrecht om voor de derde keer rond te lopen op zo’n beetje het meest relaxte festival dat ik ken. Relaxed qua organisatie, voorzieningen, en bezoekers, hoe ruig ze er ook uitzien meestal.
Nou ja, relaxed. Het is drukker dan ooit op m’n werk in deze periode, waardoor ik wel van het festival kon genieten, maar na afloop snel en rigoureus weer in de echte wereld ben gegooid. Je moet ook geld verdienen om dit soort festivals überhaupt te kunnen betalen, zeg ik wel eens. Maar dit jaar zit er wat druk op. En zo heb ik nog nauwelijks tijd gehad om er iets over op te schrijven (het is ook pure hobby, heb geen perskaart o.i.d.) maar het moet dan toch maar. Het schrijven van dit stukje voelt dan ook als een extra klus waar ik zelfs weinig puf meer voor heb, maar het is zo leuk om achteraf te kunnen lezen naar welke vage donkere shit we dit jaar weer hebben lopen luisteren. Welke vette riffs zo overdonderend waren. Welke muziek ons deed hallucineren, zonder aan de drugs te zitten. Nee. Drank. Dat wel. Veel uiteraard. Veel witbier dit jaar ook, in plaats van het fletse Jupiler bijvoorbeeld. Mijn festivalmaat zweert al jaren bij witbier omdat je je daar beter bij voelt, je beter op de been houdt, of omdat je daar gewoon minder een kater van krijgt. Na een wat – laten we zeggen fijn ingeschonken – eerste dag volg ik zijn advies de andere dagen maar eens op. En verdomd, met succes. Goed eten helpt ook trouwens. Niet té veel drinken ook. Je zou het niet zeggen. Jammer dat het speciaalbier in 013 dan wat minder vertegenwoordigd was dit jaar, of op een gegeven moment zelfs op was. Net zoals de Roadburn-truien, die gelukkig al weer snel werden aangevuld, waardoor ik samen met een aantal festivalmaten nu dezelfde Roadburn 2016-trui heb. Kek man. En nee, we gaan niet zeuren, op andere plekken was genoeg speciaalbier te vinden, zoals in Dudok, waar je overigens ook prima en – als je wil – uitgebreid kan eten tussendoor, al duurde het bezorgen van dat ene frietje wel wat langer dan die 12 bitterballen. Ook genoeg restaurants (en terrasjes) om de hoek trouwens waar ook café en podium Cul de Sac te vinden is, terwijl rond 013 ook weer voldoende vreettentjes waren neergezet voor de snellere voedselbehoeftes als friet, pizza, Indonesisch of de hamburger.
Op donderdagmiddag halen we eerst maar eens even ons festivalbandje op, en net zoals andere jaren gaat dat uitermate snel. Er is eigenlijk geen rij, en binnen een minuut hebben we een bandje om de pols. Hier gaan we het vier dagen mee doen. Het voelt gelijk alsof je weer onderdeel bent van een fijne commune, onderdeel van een goed geloof. Van goed gezelschap. Van gelijkgestemden (grotendeels uit het buitenland). Toch hebben we geen van allen (wij zijn met maar liefst zes dit jaar) een baard of lange haren, maar verder voelen we ons weer enorm thuis.
Het valt nog mee met de drukte, al hield ik toch een beetje m’n hart vast na de verbouwing van 013 vorig jaar, waarbij de grote zaal van 2000 naar 3000 man capaciteit werd vergroot door het podium een metertje of twintig naar achteren te verplaatsen en de balkons aan de zijkanten naar voren toe uit te breiden. Daar gaat dan je mooie knusse zicht vanaf de trappen en het balkon (capaciteit 700) achterin de zaal. Leuk voor 013 om wat grotere acts aan te kunnen en een groter (vlak) dansoppervlak te hebben in de zaal, maar voor Roadburn maakte ik me vooraf al wat zorgen over deze schaalvergroting. Dat past niet echt voor mijn gevoel. Het festival is dan ook groter geworden met 4300 bezoekers per dag zo lees ik bij The Obelisk en in een bericht van Omroep Brabant. Dat zijn er 1300 meer dan de grote zaal aan kan, maar is dat niet een beetje te veel? Zo groot zijn de andere zalen niet, en Roadburn kenmerkt zich nu juist ook door de goede interessante acts in de andere zalen. Gaat daar dan geen enorme druk op staan? Jawel, blijkt deze editie. En dat is zeker wat jammer. Er is wel wat meer capaciteit bij gekomen, maar niet voldoende. Het verschil tussen de grote zaal en de kleinere zijn groot, en vooral het Patronaat heeft deze editie te kampen met soms enorme rijen buiten, maar ook Cul de Sac is (net zoals andere jaren ook overigens) nauwelijks het bezoeken waard als je er niet op tijd bent, meer dan 100 man kunnen het echt niet goed zien/horen daar. De Green Room (Jupiler zaal) is dan wel uitgebreid van 325 naar 700, en dat is ten koste gegaan van de bar die daar vroeger achter zat en Stage01 (Batcave) die daar bovenin zat. Nu is het balkon daar uitgebreid en het plafond wat hoger geworden, maar het zicht van het balkon is alleen voor de eerste rijen goed, vanaf rij drie zie je eigenlijk niks en dat is jammer. In plaats van Stage01 is (het podium achterin) café Extase er bij getrokken met een iets grotere capaciteit van 250 man (vergeleken met Stage01). Een aardige zaal, maar met een laag plafond en podium, dus ook daar zijn de zichtlijnen niet ideaal, maar ik heb er een paar prima optredens kunnen zien wat verder vooraan. En altijd goed bier bij de hand bij dat soort café’s. Maar toch zou een extra zaal welkom zijn, bijvoorbeeld in het gebouw tegenover de uitgang (oude ingang) van 013. Persoonlijk geloof ik er ook in om gewoon wat minder kaarten te verkopen. Richt je wat minder op de grote acts als je het financieel niet rond kunt krijgen. Lastig is dan misschien dat de grote zaal zo groot is en dan ook wellicht eerder leeg zal aanvoelen, al blijven nu ook minder mensen hangen op de tribune omdat het verder van het podium is. Blijft wel een mooie plek om te zitten uiteraard. Mooiste zaal blijft toch Het Patronaat (niet te verwarren met het podium in Leiden), met op de eerste verdieping van deze kerk (met mooie glas in lood-ramen) het podium in een soort ronde erker (als het ware worden alle optredens als een heilige mis uitgevoerd, hoe toepasselijk), met op de begaande grond de fijne stadsbrasserie Dudok). Ondanks dat we toch een aantal keren niet (meer) binnen kwamen hier vanwege een gevalletje overvol, konden we hier gelukkig toch een paar keer terecht. Lompe doom klinkt in de kerk extra indrukwekkend. Opvallend weinig of geen echo hier ook trouwens, prima akoestiek. Het staat er ook vaak hard. Snoeihard. Lekker.
Doom. Het woord is gevallen. Geen Roadburn zonder doommetal. Lompe riffs. Het festival van de mighty riff noem ik het wel eens. Speel het iets minder loom of lomp en noem het stoner. Of wees wat losser en noem het sludge. Maar je komt hier ook psychedelische muziek tegen in vele vormen en maten, al dan niet vermengd met space-, kraut- of stonerrock. Uitgesponnen muziek. De ode aan de gitaar met fijne feedback en echo. Massa’s effectpedaaltjes. De hang naar de seventies is ook al zo opvallend. En/of Sabbath-achtige dingen. Voornamelijk heavy music dus, maar geen of echt weinig classic heavy metal, thrash, – of death. Roadburn is zeker geen standaard metalfestival zou ik zeggen met bands die je vindt op festivals als Wacken Open Air, Graspop Metal Meeting of FortaRock, maar wel met avant-garde metal en vooral gewoon heavy dus. Het is meer richting de andere desertfests op andere plekken tegenwoordig ook, al zijn die weer geïnspireerd door Roadburn gok ik. Nou goed. Doorgaans überlompe muziek dus om je in vervoering te brengen. Op welke manier dan ook. En vrijwel altijd met een donker of sinister randje. Toch apart dat blackmetal wel zo vertegenwoordigd is hier, en dit jaar weer meer dan voorgaande jaren lijkt het. Nu ben ik daar niet zo’n fan van, en überhaupt niet van schreeuwerige zang en rechtdoor stoempende metal/noise-achtige genres, maar dat geeft niet. Je kunt sowieso niet alles zien. Sommige doom-bands kunnen me wel degelijk bekoren en sowieso zoek ik graag de psychrock graag op, en de enkele prog- of post-rock bands die hier ook wel staan. Nee, het gewone popliedje of überhaupt toegankelijke melodieën kom je hier nauwelijks tegen, ook al zijn er dit jaar ook weer wat folk-achtige bands. Uiteraard met een bijzonder donker randje dan, al te vrolijk moet het ook weer niet worden. En lange nummers, ik hou er van. Op Roadburn is het eerder een regel dan een uitzondering. Neem die paar bands met ambient/soundscape/drone-muziek met nummers van 20-30 minuten. Of langer. Of die psychbands die er 4 in een uur doen. Ik hou er van. Waarom weet niemand, maar dat geeft ook niet.
En zo zijn staan er best nog wel wat grote bands op het programma die ik vooral van naam ken en nog nooit gezien heb, maar bij nadere beluistering ook niet eens hoog op mijn lijstje heb gezet. Voor ieder wat wils op dit festival. Toch mis je ook van alles, dat is onvermijdelijk, maar dat zijn diezelfde keuzes. Zo mis ik een groot deel van Cult of Luna, Paradise Lost, Amenra (akoestisch), maar andere podia lonken ook net iets meer. Ook Converge met op donderdag Jane Doe, maar ik had achteraf nog best het rustigere Blood Moon willen zien op zaterdag, met Chelsea Wolfe, Stephen Brodsky, Ben Chisholm en Steve Von Till. Ook Pentagram heb ik gemist, MisÞyrming (jonge IJslandse blackmetal belofte, die als ‘artist in residence’ meerdere keren en in diverse formaties optrad), Oranssi Pazuzu (psychedelische blackmetal, een van de fijnere blackmetal-bands leek mij) vanwege de enorme rij (150 meter, 5 rijen dik) bij het Patronaat. Of toch ook G.I.S.M., vooral omdat het Japanners zijn die al 14 jaar niet hadden opgetreden en überhaupt nooit buiten Japan op een podium hadden gestaan. Maar voor de rest kan ik eigenlijk veel – vrijwel alles – van mijn wensenlijstje zien, ondanks dat het af en toe wat drukker is dan gewenst. Echte tegenvallers zijn er niet, net zoals voorgaande jaren, wat dat betreft is het kwalitatief altijd hoogstaand wat er in de diverse genres wordt geprogrammeerd, al valt me dit jaar op dat het aantal uitschieters voor mij persoonlijk net wat minder is dan afgelopen twee jaar. Ligt ook aan het gewenste en geprogrammeerde genre dus. Maar ergens kan ook meespelen dat we Roadburn nu kennen, de nieuwigheid er wat af is, en we gewoon enorm verwend zijn geraakt aan de weldadige hoeveelheid luxe van goede heavy muziek.
Niet zeuren maar genieten dus.
En dat lukt prima. Het weer is wel wat fris en wisselvallig met af en toe buien, maar grotendeels komen we het droog door, met de meeste zon nog op de donderdagmiddag als we dus met het festival starten, en gelijk maar weer even de fijne biertuin bij café Bakker opzoeken, inmiddels een goede traditie. Dat is dus alvast genieten, en dan moet het festival nog beginnen.
Wat dus al gelijk opvalt bij de eerste headliner, de (vroeg geprogrammeerde) Zweedse band Cult of Luna, is de enorme drukte. We komen nauwelijks de zaal in, maar wurmen ons naar een plekje wat hoger achterin, waar het geluid overigens nog redelijk is. De installatie in de grote zaal is überhaupt prima, waardoor de bands in de hele zal goed te volgen zijn. Cult of Luna – ook op het festival in 2008 en 2013 – speelt hier het album Somewhere Along The Highway integraal. Op Roadburn kom je vaker bands tegen die een van hun iconische albums helemaal spelen, soms ook uniek en alleen voor het festival. De wat lomere ‘sludgy’ post-metal kan me tegenwoordig wat minder bekoren en ook hier kan het me wat lastig pakken, terwijl het toch een band was die ik nog wel eens wilde zien. Samen met Converge en Paradise Lost zijn dit soort bands wel publiekstrekkers vandaag, hoewel deze eerste dag van het festival pas als laatste was uitverkocht.
Gezien de drukte en de ervaringen eerdere jaren met het kleine Cul de Sac-podium besluiten we maar op tijd naar Mantra Machine te gaan en we staan mooi vlak voor het podium met een groot fris glas witbier in de hand. Ja, dit genre bevalt me tegenwoordig een stuk beter. De Amsterdammers staan hier geprogrammeerd in samenwerking met Never Mind The Hype, een prima site trouwens met interessante stukken over heavy muziek, de moeite waard om dat nog even te noemen. Mantra Machine is ook de moeite waard, sterker nog, het is gelijk al een van de hoogtepunten van de dag. Maakt dan geen bal uit dat je ‘gewoon’ uit Amsterdam komt. Lekkere stoner-/space-/pyschrock en de 50 minuten vliegen voorbij. Zo vooraan het podium is het geluid – het hele weekend overigens – ook echt heel goed, hard en helder, mits je dus wat vooraan staat.
We komen graag terug in het café voor het zweedse New Keepers of the Water Towers, dat volgens het programmaboekje een kosmische benadering heeft op klassieke prog en metal. De nummers zijn lang en spannend, uitstekend opgebouwd, en ook deze 50 minuten vliegen weer snel voorbij, maar dat is altijd zo als je het echt goed vindt. Geen echte zware gitaren hier, maar meer space-/kraut-/psych-achtige prog met symfonische trekjes. Of zoiets. De invloeden van doom of Mastodon-achtige muziek die de band ook wel zou maken of hebben gemaakt zijn vandaag niet direct te horen, denk meer aan Pink Floyd. Deze trip is dus zeer smakelijk, onthouden deze gasten.
Na een hapje eten (‘Beastmaker Burger’ bij de – eh – Indonesiër om de hoek en die smaakte uitstekend, zo goed dat ik die zondag maar weer bestelde) willen we uiteindelijk richting Oranssi Pazuzu in Het Patronaat, waar zich dus helaas al een dikke rij heeft gevormd. Daar hadden we eerder heen moeten lopen wellicht, maar jammer dat dit soort bands dan niet in een grotere zaal staan. Onvermijdelijk ook dat Roadburn zelf het achteraf bombardeert tot een van de hoogtepunten. Bummer. Arktau Eos dan maar in Extase, een ritueel ambient duo uit Finland. De heren hebben indrukwekkend gewaden om zich heen en het geheel voelt inderdaad als een rituele opvoering van – eh ja wat eigenlijk. Je verwacht een rituele slachting, maar de muziek blijft meer hangen in een heel lang intro. Ambient of drones, met belletje en keelklanken. Niet alles hier op Roadburn wordt afgemaakt met zware gitaren dus. Ach ja, geinig even.
Een stukje Gomer Pyle dan in Cul de Sac is lastig te doen als je niet vooraan staat. De muziek is dus we te horen ter hoogte van de bar, maar je ziet dan echt vrijwel niks en je hoort vooral veel basgeluid en dus weinig heldere tonen. We beleven hier wel de terugkeer van deze Nederlandse band op een podium, niet al te origineel maar wel prima stoner-achtige muziek met een space-randje, die vroeger ook wat meer grunge-invloeden had trouwens.
Daarna is het toch de beurt aan de Britse band Paradise Lost in de grote zaal, dat hier hun klassieker Gothic in z’n geheel speelt. Het album is al weer vijfentwintig jaar oud en het album is blijkbaar een mijlpaal geweest en heeft veel bands of muzikanten beïnvloed, met het melodieuze/melancholische heavy geluid. De band pionierde dus in het doom en gothic genre. In die jaren negentig werd de band dan ook gezien als een de drie grotere death/doom-metal-bands, samen met My Dying Bride en Anathema. Nooit verkeerd om je kennis eens bij te spijkeren.Maar hoe historisch van belang en daardoor nu nog relevant, ik kan er niet direct bijzonder warm voor lopen.
Zo lopen we maar eens naar de overkant waar een wat lompere doomband geprogrammeerd staat. Welkom in Hell dus. Zware sludge/doom dus, hoewel er ook ruimte wordt gemaakt voor een violist, misschien de reden om het hier en daar ook over funeral doom te hebben, maar dan hoor ik er graag nog wat extra kerkorgels of synthesizer bombast bij en zie ik graag nog wat meer rituele vertoning. Maar toch zit er dus wel een mooie lik melodie en lichte melancholie in de muziek van deze band verscholen, naast die lange en stemmige intro’s, en dat is als geheel heel aardig, zeker in dit genre, maar verder ook weer niet enorm legendarisch. Het Patronaat-podium is in een kerk, dus dat past altijd mooi met dit soort lompe trage muziek vind ik, af vraag ik me al jaren af hoe die glas-in-lood ramen al die zware trillingen overleven.
De eerste dag sluiten we af met het Canadese Black Mountain dat uiteraard ineens uit een heel ander vaatje tapt, en dat is toch even wennen. Het recente album IV vond ik zeker fijn en afwisselend, maar vanavond lijkt het wat gemoedelijke en ongevaarlijke van de band te veel te overheersen. Er mist wat spanning en energie. Natuurlijk zijn er wat fijn psychedelische uitspattingen, maar een lichte gaap kunnen we soms ook niet onderdrukken, daarvoor zijn de melodieuze stukken net niet sterk genoeg lijkt het. De setting (zaal van 3000) lijkt ook wat groot voor de band, en de zangeres voelt zich zichtbaar ongemakkelijk in de stukken waarop ze niks te doen heeft. Leuk is wel om te zien dat gitarist/zanger Stephen McBean (ook gezien als Pink Mountaintops op het Eindhoven Psych Lab 2014) zich duidelijk in z’n element voelt en met zijn uitspattingen het optreden lijkt te redden. Misschien dat het op een ander moment in een andere setting wat beter zal vallen, maar ik vind het vanavond wat tegenvallen. We zijn verwend.
Pingback: Gezien: Monomyth, Doornroosje, Nijmegen | t-beest's blog
Pingback: Play: album van de week (50, 2017): Chelsea Wolfe – Hiss Spun | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Mars Red Sky, Doornroosje, Nijmegen – t-beest
Pingback: Gezien: Sonic Whip 2024 – t-beest