Het is niet zo heel ver weg, en daarom was Down The Rabbit Hole een fijn bonusfestival in de kalender. Eentje om vooral van te genieten en niet direct zoveel van te vinden, dus vandaar een klein stukje (nou ja) een week later. Het is de derde keer dat het festival wordt georganiseerd in Beuningen/Ewijk. Vorig jaar waren we er voor het eerst bij. Met iets van 15.000 bezoekers was het toen een gezellig en niet al te massaal festival met vooral ook heerlijk weer. De editie van dit jaar (20.000 bezoekers en uitverkocht) dreigde echter behoorlijk in het water te vallen. De grap ‘Drown’ The Rabbit Hole werd al gauw gemaakt. De organisatie moest veel uit de kast halen om er geen watersnoodramp van te maken (schade 750.000 tot 1 miljoen euro) en dat lukte. Het festival ging door. Dan maar met rubberen kaplaarzen en dansen in de modder. Op het festivalterrein zelf was alles goed begaanbaar en ondanks wat buien (vooral op zaterdag) werd het toch nog een prima editie.
Maar praktisch gezien werd het voor veel mensen wel lastig om op het festival te komen of na afloop thuis te komen. Gingen we vorig jaar nog lekker elke dag met het autootje (thuis slapen was ook dit jaar het doel), zonder parkeerplaatsen wordt dat lastig. Dan maar met de pendelbus vanaf het centraal station, maar die ging ineens niet meer terug na 00:00 ’s avonds, mogelijk omdat de capaciteit van chauffeurs op andere tijden werd ingezet. De camping ging pas op vrijdag open in plaats van donderdag (formeel eerst om 12:00 uur maar uiteindelijk veel eerder) waardoor iedereen ineens op vrijdag rond dezelfde tijd zou moeten arriveren. Logistiek een uitdaging om dat snel goed te regelen. Uiteindelijk kwam iedereen er wel, maar wachttijden van 2.5-3 uur werden gemeten voor de pendelbussen op sommige stations en de parkeerplaatsen. Parkeerplaatsen die nieuw waren ingericht dus, veel verder van het festivalterrein (tot aan Nijmegen Noord / Lent toe bijvoorbeeld).
Met de regen viel het mee op vrijdagochtend en uiteindelijk werd dat nog de mooiste dag met de wat hogere temperaturen. Dikke schoenen of laarzen aan dus voor de modder, korte broek en t-shirt. Zelf ging ik maar op de fiets, want als je na 00:00 niet meer met de bus terug kan naar het station, ja wat dan? Een taxi opsnorren zou kunnen, of eerder het festival verlaten, maar ik kies er voor om elke dag langzaam op te starten en dat eind gewoon maar te fietsen vanuit Nijmegen. En dat is 15 km per keer, 30 per dag, en dik 90 in totaal. Dus. Even aan de conditie werken dus tijdens het festival, maar dan wel lekker thuis kunnen slapen.
Het valt de eerste rit tegen, met eindeloos lange stukken saaie weg met een vervelende wind tegen, maar dan zijn we er uiteindelijk. De fiets wordt geparkeerd in een zompig grasweilandje. Zo te zien zijn veel meer mensen met de fiets. Het terrein van het festival zelf is goed te doen, veel rijplaten en houtsnippers op de juiste plaatsen. Alleen op zondag werden de rijplaten op de camping wel heel glibberig. Als ik op vrijdag arriveer op het festivalterrein zelf (dat gaat verder heel vlot, tien minuten wachten bij de camping voor een bandje, bijna direct doorlopen bij het festival) lijkt iedereen uitgelaten dat ze er eindelijk zijn. De boel droogt op, en bovendien is het terrein weer fantastisch aangekleed. En er is zon. Alles is snel vergeten; de regen, de modder, en die lange fietsrit.
Op vrijdag mis ik dan wel Oscar en Sun Kil Moon en/of Sivert Høyem, ook met het idee om de campingmeute wat te ontlopen, maar gelukkig haal ik Parquet Courts nog in de kleinste tent van het festival, de Fuzzy Lop (ja ja, een konijnensoort). De band uit Texas/New York gaat hier voor mij in de herhaling nadat ik ze recent zag op het Eindhoven Psych Lab. Daar vond ik het nog niet zo heel geweldig, maar dat kan ook aan mijn gemoedstoestand van toen liggen (ik zat daar even niet op wat meer melodieuze popsongs te wachten), maar bovendien stonden daar gewoon veel kneitergoede bands die iets meer in de richting van mijn meest geliefde genre(s) speelden. Met een scherp randje. Met dikkere psychgitaren zullen we maar zeggen. Maar de band bevalt vandaag veel beter. Je moet er maar van genieten, zegt een van de zangers, ‘you never know what can happen’, en dat roept ie twee keer. Okay, maak ons niet bang, denk ik nog. Maar inderdaad, laten we genieten. Daar in Eindhoven vond ik het ongetwijfeld veel te laidback, maar als opener hier kan ik het goed hebben. De band excelleert vooral in de instrumentale tussenstukjes en als de gitaren wat scherper klinken. Ik kan warempel genieten van de wat bekendere nummers die voorbij komen. Het zit in een lekkere flow, al vind ik hier de drums nog steeds wel wat simpel, en is de zang niet altijd vlekkeloos. Maar toch. Geen slechte revanche.
Opvallend trouwens, er staan wat jongeren vlak voor mij, eentje de hele tijd met de rug naar het podium, ze dansen vrolijk en lijken enorm te genieten, maar besluiten plots binnen een nummer om weg te gaan. Op het festival lopen voor mijn gevoel genoeg jongeren rond die het niet veel uitmaakt wat voor band er nu speelt. En dat is prima. Alles is prima, dat straalt het festival ook uit, met ook een relaxte security en vriendelijke medewerkers.
Een stukje Nathaniel Rateliff & The Night Sweats in de grote Hotot-tent (main stage) die opvallend veel drukker bezocht wordt dan vorig jaar, maar er zijn dan ook iets van 5.000 meer bezoekers. Ook opvallend is dat alle tenten net iets anders staan dan vorig jaar, zo is de Hotot een kwartslag gedraaid naar het water, en ook de Fuzzy Lop is een heel stuk met de klok meegedraaid. De Teddy Widder lijkt mij wat groter en staat nu opvallend achter de ingang op een prima plek eigenlijk, misschien iets verder naar voren dan vorig jaar. De band speelt soul/gospel/blues/folk of iets in die richting en dat is eventjes leuk, beetje feestelijk. Toch komen we vandaag vooral ook voor Courtney Barnett en ik wil haar wel eens wat beter zien dan vorig jaar op Lowlands, dus ik ga op tijd vooraan staan in de uiteindelijk dik gevulde Teddy Widder-tent. Garagerock light noemde Lowlands het toen, of noem het indie/grunge. Ze stond twee jaar terug ook al eens op het festival, tegelijk met een wedstrijd van het Nederlands elftal dat iets verderop te zien was. Ze komt hier nu goed tot haar recht vind ik. Ze heeft een fijn soort losheid en vanzelfsprekendheid. Niks gekunsteld, gewoon lekker spelen. Niet alle songs hebben de kracht van een (gaaf uitgevoerde) “Pedestrian At Best”, maar energiek is het vaak wel en het uur vliegt voorbij, altijd een goed teken.
Het Noorse Spidergawd is een van de hoofdacts voor mij van vandaag (vorig jaar was het Motorpsycho zelf in dezelfde tent), met meesterdrummer Kenneth Kapstad, die helaas net is gestopt bij Motorpsycho. Eerder dit jaar stopte meesterbassist Bent Sæther (ook van Motorpsycho) bij Spidergawd, en die plek is ingenomen door Hallvard Gaardløs, die grappig genoeg nu flink vooraan speelt (op Roadburn vorig jaar stond Sæther verscholen achter de drums) en speelt zich daar veel meer in de kijker met klassieke rockidool-poses. Mijn broer zag op mijn foto op twitter dat de saxofonist (achter de drummer) er ook ineens anders uitzag. Rolf Martin Snustad is er blijkbaar vandaag ook niet bij (vervangen door Petter Kraft blijkbaar) door de geboorte van zijn vierde kind, waardoor zanger/gitarist Per Borten (vernoemd naar zijn grootvader, een oud Noorse premier) alleen nog over is van de samenstelling op Roadburn vorig jaar. Maar goed, hij is dan ook een belangrijke drijvende kracht van de band, zo merken we ook vanavond. De band wordt nog aangekondigd (op eigen verzoek) als de beste rockband in de wereld, en mijn verbazing is groot als het publiek vooraan reageert op de muziek met flink moshende pits en circlepits. Okay, dat had ik niet verwacht, maar men heeft er zin in vandaag. Lekker nat worden van het zweet in plaats van de regen. Ik vind het erg vermakelijk achter mijn rug, en de band vermaakt zich ook zichtbaar. Natuurlijk is de ronkende blues/stonerrock zeer prettig (al is de sax weer niet bijzonder goed te horen als de rest er doorheen brult) en daarmee is Spidergawd uiteraard weer een van de hoogtepunten. Als is het maar omdat held Kenneth Kapstad er in meespeelt, de beste drummer ter wereld i.m.h.o. Het overlapt met Everything Everything in de Teddy Widder waar ik toch nog maar even een stukje van meepak. Het lijkt me een wat meeslependere show dan ik jaren terug zag op Rock Werchter. Het Britse ‘artrockkwartet’ heeft een paar vernuftige liedjes, die me in eerste instantie even wat simpel klinken na het machtige Spidergawd, maar tegen het einde ontkom je er ook niet aan dat het best wel aanslaat, zeker bij het aanwezig publiek, en langzaam kom ik er ook wat meer in. De ritmes zijn lekker. Zou deze band wat meer richting de stadionrock-kant opschurken om zo ook eens wat meer geld in het laatje te vinden? Misschien. Het plan lijkt de goede kant op te schuiven, al zijn er ook veel klachten, zo lees ik achteraf, over de vocale (falsetstem) kwaliteiten van zanger Jonathan Giggs. Geen enorme hoogvlieger voor mij persoonlijk, maar (op basis van het laatste stuk van het optreden) leuker dan gedacht. En dat geldt ook voor de hoofdact van vandaag en afsluiter in de Hotot. Het is de enige festivalshow in Nederland van de Britse zangeres PJ Harvey, koningin van de alt.rock volgens de beschrijving, met dikke wortels in de jaren negentig. Op Rock Werchter 2011 vond ik het statisch en behoorlijk tegenvallen, toen vond ik dat zoiets beter in een tent tot z’n recht zou komen dan in het volle licht op een megapodium. Het pakt goed uit hier. De zangeres (stoer met sax ook vanavond) heeft ook een hele goed band meegenomen en als geheel voelt dat veel dynamischer en meer gedreven dan op Werchter. Betrokken ook, dat was ze altijd al natuurlijk, al let ik nooit zo op teksten moet ik zeggen. Voor “The Glorious Land” leest ze “No Man Is An Island” uit 1624 voor van de Engelse dichter John Donne en dat heeft uiteraard alles te maken met de uitkomst van de Brexit in haar land. De set voelt evenwichtig, met uiteraard het laatste album The Hope Six Demolition Project in het volle vizier (tien nummers), dat minder lafjes overkomt dan op de achtergrond thuis, en uiteraard een aantal oudere bekende nummers (“Let England Shake”, “The Glorious Land” en “The Words That Maketh Murder” van Let England Shake bijvoorbeeld). Harvey revancheert zich hier net als Parquet Courts voor een eerder optreden dat ik van ze zag. Leuk. Hoe een concert (be)valt blijkt toch ook maar weer geen exacte wetenschap. Zo lust ik Factory Floor daarna op dit moment juist niet, na Harvey is de overgang wat te rigoureus en vind ik het wat saaie doordreunde elektronica, dus waag ik me maar op de fiets in het pikkedonker, een heel eind naar huis, maar ik heb de nodige energie opgedaan. Met de wind mee ben ik bovendien een stukje sneller thuis.
Die energie is de dag er na toch wel wat weg, en we worden onaangenaam verrast als het begint te regenen als we op de fiets willen stappen. Tóch te lang gewacht. We missen o.a. Woods en Whitney, en ook Eefje de Visser maar die hadden we al eens goed gezien dit jaar in Doornroosje. Het festivalterrein ziet er ineens ongezellig en verlaten uit, mensen maken het feestje in containers en schuilen in de tenten, het is druilerig en nat. En koud. Het regent. Bah. De gezellige speciaalbierbar is koud en nat geworden. Het bier smaakt nog wel goed daar. Het is het begin van de flink natte zaterdag waarbij het tot in de avond doorregent en dat maakt het ook de minste dag van het weekend, maar gelukkig zijn er nog de bands die er wat sfeer in kunnen brengen.
De Britse singersongwriter Rhodes probeert dat in elk geval in de kleinste tent met wel wat glijerige, maar soms ook gewoon mooie popnummers. Natuurlijk heb je de honingzoete refreintjes – wil de band Coldplay achterna ook? -, soms is er ruimte voor een meer postrock-achtig gitaartje, maar veel scherper wordt het zeker niet. Goede zanger zo live ook, maar een betere zanger ook dan liedjesschrijver volgens 3voor12 en daar zit wel wat in. Niet alle nummers zijn raak, zeker niet. Een bliksembezoek aan Charles Bradley and his Extraordinaires dan in de grote tent. In tegenstelling tot een eerder optreden op Lowlands wil het hier niet echt ontvlammen zoals James Brown in zijn beste jaren. De tent voelt vandaag te groot, of we staan te ver naar achteren. Op tijd in elk geval naar The Cinematic Orchestra om op tijd vooraan te staan om maar niets te missen, want dit leek wel mooi. Filmische muziek, en een nummer deed wel heel erg denken aan Patrick Watson op de Spotify. Gaaf. Dus niet. De saxofonist begint het optreden met wat geblaas dat wordt gesampled en in lagen wordt herhaald. En daarna horen we lichtvoetige elektronische (nu)jazz met twee achtergrondzangeressen op de voorgrond, en een gitarist (die ergens nog een popliedje zingt) daar weer ergens achter. Als de elektronica dikker wordt ingezet wil het me nog wel een beetje bevallen, maar verder is het nogal een saaie jazzy bedoening. Dat valt ons tegen. En Patrick Watson? Dat bleek achteraf een nummer met Watson zelf (!) waarbij dit orkest ondersteunde. Nee, dit is een teleurstelling. Saai zelfs. Nee, dan weet De Staat uit het naburige Nijmegen het vuur wel te vinden en reikt in de grote Hotot-tent tot helemaal achterin. De Staat speelt groots en meeslepend. De nummers blazen de regen weg. We vergeten even wat voor shitweer het is, De Staat komt met een hele dikke opzwepende show. Jammer dat we zelfs niet alles (kunnen) zien (maar goed, we hadden de band al een prima show zien geven eerder dit jaar in Doornroosje). “Make The Call, Leave It All” blijft een tof nummer waarbij het koortje net wat slordiger live klinkt dan op de plaat, maar “Help Yourself” slaat in als een bom, met het zo simpele idee van de videocamera, waar Torre Florim in kijkt (en meesleept naar alle hoeken van het podium) terwijl het beeld loeigroot op de achtergrond van de band te zien is. “Witch Doctor” is de definitieve en ondertussen gegarandeerde uitsmijter, maar we staan ondertussen al bij Savages. De band uit Londen speelt hier geconcentreerd. De van oorsprong Franse zangeres Jehnny Beth, keurig in zwart pak, zingt en bijt haar teksten weer fenomenaal naar het publiek. De band oogt scherp en klinkt strak. Zoals het hoort. Fijn ook zo’n portie eighties post-punk / new wave op het festival, met referenties naar Public Image Ltd, Magazine, Siouxsie and the Banshees, The Pop Group. Of ‘Joy Division with tits’ heb ik wel eens ergens gelezen. Geen feestmuziek, maar soms heel goed dansbaar. Grappig genoeg begint de band met een favoriet (“I Am Here“), en een andere (het fantastische “Fuckers” dat toen in Doornroosje nog veel langer werd uitgerekt) als afsluiter. Daartussen ook nog goede nummers en wat mindere ook, ik ben er ook nog steeds niet helemaal uit wat ik nu van de laatste (Adore) vind. Vaker luisteren in elk geval, want het optreden van vandaag mag de boeken in als een van de betere van het festival. De dames zijn in topvorm. Dat is de Ierse singer/songwriter Glen Hansard (oprichter ook van The Frames ooit – waar hij vanavond blijkbaar bij uitzondering niks van speelde) op zich ook wel in dezelfde tent een tijdje later, maar het genre wil maar niet helemaal goed vallen bij ondergetekende. Noem het folk, blues, ik weet het niet. Het klinkt mij wat te belegen. Ondanks zijn aanstekelijkheid (gooi maar bier, en dat wordt ook gedaan) en goede band (lekker die blazers, maar die violen hoorde ik niet zo goed), hou ik dat niet heel lang vol (anderhalf uur krijgt hij hier maar liefst), dus we gaan weer op zoek naar ander vertier. The National maakt het vandaag niet af in de Hotot. Meest gehoorde opmerking: rommelig. Nu heb ik toch al een haat/liefde-verhouding met de band, ik vind ze fijn of niet zo fijn live, en vandaag wil het kwartje maar weer eens niet vallen. Waar De Staat de grote tent in de houdgreep krijgt, lukt dat deze hoofdact op dezelfde plek gewoon niet echt. Het is dus rommelig. Het eerste nummer wordt zelfs afgekapt (“Find A Way”). Zanger Matt Berninger zingt wat minder penetrant dan toen eens een keer op Lowlands, maar ik kan er nog steeds niet helemaal in meegaan. Berninger staat veel voorovergebogen in de microfoon te preken, ziet er inmiddels meer uit als een dronken zwerver met zijn lange haren en baard. De donkere en sombere muziek zou daar best bij kunnen passen, maar het komt niet echt aan. Althans niet bij mij. Wellicht zou ik The National liever eens een keer zien in een kleine zaal aan het einde van een tour, met een goede geluidsmix, en met bandleden die alerter zijn dan vandaag. Nu moet ik wel zeggen dat we het einde ook niet meemaken, we gaan op tijd naar de Amerikaanse band Ty Segall And The Muggers in de kleine tent, en daar word ik een stuk blijer van. Ty Segall is de bekende garagerocker, die in twintig bands speelt, en dertig platen per jaar uitbrengt. Of zoiets. Vorig jaar zat ie nog achter de drumkit bij Fuzz op Lowlands en ik verwachtte hem vandaag wel met gitaar. Maar hij komt vandaag op als zanger, in eerste instantie verscholen onder een dikke jas met capuchon. Opvallend zijn The Muggers; een flinke en grote band – je zou bijna zeggen een feestband. Vrienden van Ty Segall (Mikal Cronin op bas – dat had ik gemist – en gitarist King Tuff blijkbaar) en dat zijn dus geen koekenbakkers in het genre, dat merk je. Ondanks dat niet alle nummers songtechnisch super sterk zijn (vind ik) zit de energie er zo in dat je kan spreken van een geslaagde afsluiter. Terug naar huis dan maar, het was uiteindelijk de moeite toch wel waard op het scheitweer van eerder op de dag te trotseren.
Zondag wordt het dan eindelijk droog terwijl we net op weg zijn met onze regenpakken nog aan. Het zou droog blijven. Goed, het is niet zo warm als op vrijdag, maar het festivalterrein oogt weer een stuk vrolijker en gezelliger nu alle bezoekers weer uit hun holletjes zijn gekropen en er een gezellig feest van willen maken. Het terrein voelt een stuk leger aan dan een dag eerder, en we zien al veel mensen naar huis gaan met de bus, terwijl wij juist het terrein op gaan en de dag maar weer eens beginnen in de kleinste tent met Car Seat Headrest. Geen slechte start. De Amerikaanse indieband heeft ook al zo’n prettige soort losheid die live spatzuiver wordt gebracht, met een stiekeme hoofdrol voor bassist Seth Dalby vind ik, die geen hele ingewikkelde baslijntjes afwerkt maar wel heel strak speelt (en cool oogt). Zanger/gitarist Will Toledo (de band was eerst een soloproject van hem) is zo’n lekkere droogkloot in het midden, terwijl op links je nog de soms fijn excellerende gitarist Ethan Ives hebt. De band heeft goede liedjes, al wil hier niet alles blijven hangen ook, dat heb ik ook met hun albums, maar je merkt dat het een band is die we nog vaker zouden kunnen tegenkomen in de toekomst. Een stukje Nothing But Thieves dan nog in de grote Hotot, eerder dit jaar gezien als voorprogramma van Muse en vorig jaar nog gemist op Lowlands. Over Muse gesproken, zanger Conor Mason wil soms klinken als Bellamy en ook de muziek lijkt een openlijke sollicitatie naar een rockband in orde van de grootte van Muse of andere stadionrockbands. Op zich past het wel in die grote tent, dus dat hebben ze alvast binnen. De nummers hebben ze ook al wel, alleen er zijn nog niet heel veel echte sterke klassiekers in de dop. En ze overdrijven. Net te veel theater, minder uit het hart. Misschien benaderen ze het allemaal wat te technisch en drijven ze op voorbeelden. Je merkt het aan een band als The Sore Losers later in de Fuzzy Lop, die veel minder gecompliceerde (seventies-achtige) bluesrock maken en dat klinkt wat natuurlijker uit hun hart, alsof ze vanzelf door de muziek worden voortgedreven. Lekker ouderwetsch doorrockende muziek van deze Belgen, de toeschouwers in de tent vreten het gulzig op. Een flink contrast met het Engelse Daughter, dat veel meer ingetogen wordt gebracht uiteraard, maar daarmee ook heel mooi is. We staan op een mooi plekje vooraan en zien goed de gezichtsuitdrukkingen van zangeres Elena Tonra die geconcentreerd speelt/zingt en dan vind ik haar overtuigend en sterk. Gek om te zien hoe ze tussen de nummers verlegen giechelt, dat viel me toen op Lowlands ook al op. Vandaag valt ook op hoe de elektronica verweven zit in de muziek, naast af en toe wat flarden postrock(gitaar) en dat maakt deze band extra bijzonder, naast een aantal fraaie nummers uiteraard om bij weg te dromen. Jammer misschien dat zo vooraan de bassen wel heel hard klinken (dat was bij de andere bands ook al zo), die ergens van achteren (pedaaltjes of synthesizer) komen van een vierde (live?) vrouwelijk bandlid.
Weer iets anders met de jaren negentig Britpop van Suede, nog nooit gezien en eigenlijk ook na die jaren negentig nooit gedraaid denk ik. Maar het is leuk om het eens te zien, met een nog fitte band en energieke zanger. Brett Anderson is een mannetje hoor, op zoek naar de gaafste poses, het doet allemaal wat denken aan Bruce Dickinson (Iron Maiden) live, al is de muziek natuurlijk wel heel anders (en wel heel erg Britpop natuurlijk). De hits komen langs, veel nieuwe nummers worden thuisgelaten (alleen “What I’m Trying to Tell You” komt langs van Night Thoughts). Aardige kennismaking met Suede zo’n 20 jaar na dato. DMA’s is dan niet eens zo’n hele grote overgang met hun dartelende nineties brit- of garagepop (aldus de beschrijving bij Lowlands 2015), al komen ze wel gewoon uit Australië. DMA’s heeft de looks schreef ik al over hun optreden op Lowlands, schoffies met een eigenwijze uitstraling en baseballpetjes, en een drummer die verdacht veel op Ty Segall lijkt, of komt dat door zijn kleurige shirt? Het zijn allemaal prima liedjes eigenlijk. Maar waar het optreden op Lowlands wat kort leek, duurt het nu wat lang. Okay, ze spelen dan ook daadwerkelijk langer, maar dat verhult ook niet dat de prima songs zo achter elkaar in een set niet het volle optreden blijft boeien. Toch een aardig band dit. Zijn er eigenlijk echte verrassingen? Tja, je hebt bands al wel eens gezien of je hebt je goed ingeluistert. Dat een band echt positief verrast gebeurt me niet super vaak meer. De grootste verrassing van het festival heet Anohni: Hopelessness, voorheen bekend als zanger van Antony and the Johnsons, tegenwoordig zangeres (jawel) van haar eigen band, of moeten we zeggen: project? Ik heb het nooit iets met zijn en haar muziek gehad, ook de laatste plaat trok niet direct de aandacht, maar in deze setting vind ik het heel bijzonder. Anohni staat met burka achterop het podium met ver links en rechts twee bandleden die toetsen/synths/elektronica etc bedienen. Met name de elektronische klanken dreunen als dikke drones de (overigens niet heel volle tent) in (moet je wel een goed plekje hebben misschien) en de zang van Anohni klinkt daar bijzonder (apart) overheen. Geen echt mooie zang, wel eentje die klinkt vanuit de ziel. En wat klinkt die zang nog goed live, zelfs beter dan op de plaat lijkt het. De dikke muziek en indrukwekkende zang worden bovendien fantastisch ondersteund door beelden op de achtergrond. Rijpe vrouwen worden vol in beeld genomen en zingen woord voor woord mee met Anohni, terwijl de emotie zichtbaar wordt in hun gezichten. Tranen rollen naar beneden. Hartzeer werd nog nooit zo direct op me afgevuurd, en ik kan er verrassend genoeg in meegaan. Het enige minpunt dat ik me kan bedenken is dat het wel veel van hetzelfde blijft, maar dat is dan ook het dan ook wel. Een waardige afsluitende hoofdact die door veel mensen wordt gemist op het festival. Het is dan al wel druk bij Fun Lovin’ Criminals, dat veel te laat begint, maar de zaal wacht geduldig af op dit laatste (live-muziek) feestje. Ik had de band nog nooit gezien en ik wist al dat White Denim (live altijd goed) nog in Doornroosje zou komen (en toch ook vaker gezien). De criminals maken er een leuk feestje van toch en starten al gelijk met het bekende “The Fun Lovin’ Criminal” van het debuutalbum Come Find Yourself uit 1995 dat ik ook nog ergens in de kast moet hebben staan. Met “Scooby Snacks” van dezelfde plaat als het tiende nummer ontploft de tent, natuurlijk de grootste hits van de heren. Jammer dat veel van een bandje/laptop lijkt te komen, maar de enthousiaste goedlachse frontman Hugh “Huey” Thomas Ángel Munger Díaz Morgan maakt dat wel goed. En het gezellig publiek natuurlijk. Toch een leuke afsluiter van het festival.
Muzikaal was de zondag het beste, de vrijdag wint het wat betreft het weer, de zaterdag was het meest doodgeslagen door de regen, maar werd uiteindelijk gered door o.a. prima optredens van De Staat en Savages en Ty Segall And The Muggers.
De echte toppers van Down The Rabbit Hole 2016, voor mij dan:
Volgend jaar weer? Nou dat fietsen beviel me wat minder, dus ik hoop niet dat er een trend is gezet door de klimaatveranderingen met meer hemelwater op zomerfestivals. Het maximaal aantal bezoekers lijkt me ook wel bereikt, dus dat vind ik wel een puntje van zorg, hoe groter hoe massaler, hoe minder gemoedelijk. We zullen zien. Het konijnenhol is een toffe relaxplek, en als bonus is het top. Misschien tot volgend jaar dus!
Crappy Compact Camera Foto’s: vrijdag / zaterdag / zondag
Lijstje met video’s.
Andere getuigenverklaringen: 3voor12 / ROAR Ezine (1,2,3) / Never Mind The Hype (1,2,3) / Rockportaal (1,2,3) / Muzify (1,2,3) / Counter Culture (1,2,3) / Nijmegen Cultuurstad (1,2,3) / De Gelderlander (artikelen)
Pingback: Play: album van de week (27, 2016): Savages – Adore Life | t-beest's blog
I did not understand the text but love the pictures 😉
Pingback: Play: album van de week (41, 2016): Car Seat Headrest – Teens of Denial | t-beest's blog
Pingback: De 40 beste concerten van 2016 | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Lowlands 2017 | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Down The Rabbit Hole 2019 | t-beest's blog