Drommels wat haalt Doornroosje een hoop fijne bands binnen dit jaar. Het Amerikaanse (!) trio van Russian Circles staat al jaren zeer hoog op mijn lijstje favoriete (instrumentale) post-(rock/)metal-acts en ik ben er al een paar keer voor in de trein gestapt. De eerste keer werd uiteindelijk in 2013 in Tivoli De Helling (met Chelsea Wolfe in het voorprogramma, staat dit jaar ook op het Valkhof Festival) en daarna zag ik ze nog in 2015 op Roadburn en in de Pandora-zaal van TivoliVredenburg. Dat kan jou wellicht niets schelen, maar voor mij is dat een interessant gegeven. Want nu komen deze giganten uit Chicago dus gewoon maar even naar mijn eigen stad. En da’s toch anders, op maar acht minuutjes fietsen.
Als voorprogramma het uit België (Leuven) afkomstige trio Brutus, dat ik begin dit jaar nog moest missen toen ze samen met Steak Number Eight in Merleyn in Nijmegen stonden. De band brak vorig jaar door via Eurosonic en Pukkelpop begreep ik. Wat spelen ze nu eigenlijk, denk ik tijdens het optreden, een soort melodieuze stoner/post-rock/metal met punk-achtige attitude? Het klinkt in elk geval wel bijzonder, de melodieuze zang van drumster Stefanie bovenop die wat stevige riffs of shreddende gitaren. Het kan eigenlijk niet en toch past het ergens. Grappig. Het leukste vind ik nog wel als het tempo dan ook nog onverwachts omhoog gaat tot aan thrash-achtige proporties of als ze überhaupt een onverwachtse afslag nemen. Misschien dat de songkracht nog sterker kan, maar daarvoor ken ik de nummers ook niet goed genoeg misschien. Toch wel een prima bandje dit. Bestaan er wel slechte bands in België?
Ik kan bijzonder veel herhalen van dat laatste optreden van Russian Circles in Utrecht in 2015 al is de setlist net iets anders natuurlijk. Ik sta dit keer wat verder naar voren, rij zes of zo in het midden en dat is wel een bewuste keuze. Kom maar op met die verwoestende post-metal, ik wil me er helemaal in laten onderdompelen. Het geluid staat al direct extreem goed. En belachelijk hard. Als mijn oordoppen er al bijna uit willen ploppen door alle bassen, dan weet je dat het knoepertje hard staat. Gratis massage. De broekspijpen wapperen. Dat werk. Nog gekker is dat het door mijn oordoppen absurd helder te horen is, ondanks dat het natuurlijk een bruut kolkende mix van bassen, gitaren en drums is. Alle subtiele aanslagen zijn bijzonder goed te horen. Drummer Dave Turncrantz (op een iets verhoogd podium) slaat zich weer retestrak door zijn set heen en het geluid van zijn cymbals/hi-hats zijn opvallend zuiver te horen. Als je oordoppen draagt althans, ik durf ze geen seconde uit te doen. Het valt op hoe mooi ruimtelijk (lekker stereo) het geluid is in het midden. Opnieuw een mooie revanche voor toen op Roadburn, waar de band nogal wollig en broeierig klonk. Hier komen ze erg zuiver uit de verf, al spelen ze natuurlijk nog best lekker smerig. Gitarist Mike Sullivan is weer druk in de weer met zijn pedaaltjes en knopjes en duikt daarbij regelmatig naar de grond. Door zijn gitaargeluid op te nemen en te loopen brengt hij zo weer mooi die extra laagjes aan, zodat het vaak lijkt of er meerdere gitaristen spelen. Sullivan is niet zo van het jankend soleren (hij tokkelt dan liever lijkt het) en houdt ook niet alleen van dat post-rock geshred. Ondanks al het geweld pakt de (erg slanke) kerel ook wel eens een mooi akkoordje of gooit dus fijn ruimtelijk gepingel in de loop. Samen met de andere gigant, bassist Brian Cook, zorgen de heren gelukkig ook voor die vreselijk fijne en achterlijk dikke riffs. Die zijn dan soms in dezelfde toonhoogte in een gaaf marcherend ritme en smaakvol lomp op ons afgevuurd zodat als vanzelf alle hoofdjes heen en weer gaan in de zaal. Nu valt het wel mee met dat vele headbangen eigenlijk, maar als ze dan een keer met dat soort staccato riffs komen voelt het als een bevrijding. Als een hoogtepunt. Bijvoorbeeld vanaf 2 minuut 22 (op de plaat dan) van het tweede nummer vanavond “Geneva” (van het gelijknamige album) waarop de logge bas even vuig loopt te riffen. Geweldig. “Afrika” werd in Utrecht als nieuw nummer gespeeld, maar geef mij van die plaat (Guidance) dan toch maar het fantastische “Mota” en “Vorel”, wat later in de set gespeeld vanavond. Met “Harper Lewis” (Station) bewijst de band ook de subtielere en mooiere kant in zich te herbergen. Fantastisch. En daarna gelijk meer de boel wat meer afbreken met “309” (van het Empros-album). “Ethel” (Memorial) klinkt dan onvermijdelijk wat flauwtjes, ook al is het getokkel van Sullivan wel gaaf om te zien. Na “Mota” en “Vorel” dan het industrieel shreddende “Deficit”, waarna je denkt dat ze daar echt niet meer overheen kunnen komen, maar dan hebben ze nog de uitsmijter “Mlàdek” in huis dat de laatste cementresten uit de muur peurt. Wat een brute kracht dit. Sloopwerk eerste klas. Geweldig.
Pingback: De 50 beste concerten van 2018 | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Roadburn 2023 – t-beest