Ik moet bekennen dat ik het uit Chicago afkomstige trio van Shellac vooral van naam kende, al had ik wel degelijk een kopietje van de cd 1000 Hurts in de kast staan. Dat moet ik toch wel vaker hebben gedraaid. Ik ben ook wel een laatbloeier wat betreft alternatieve muziekstromingen en nooit te oud om te leren. Shellac in Doornroosje is dan een buitenkansje om als relatief buitenstaander tussen de (ongetwijfeld) echte fans de band nog eens extra op waarde schatten.
Die fans staan al buiten in een aardige rij te wachten om naar binnen te kunnen, blijkbaar zijn er ook wat problemen met de scanners. Shellac is uitverkocht vanavond, maar hoe bekend de band ook is in eigen kring, de band staat wel in de kleine zaal. In de rij grappen wat jongeren in een soort carnavalskledij dat het wel heel gek is om oudere mensen in de rij te zien staan met saaie zwarte kleren, maar ze blijken dan ook in de verkeerde rij te staan. Ze moeten in de grote zaal zijn voor hiphopper Joost. Veel groter kan de generatiekloof even niet zijn.
Het is al lekker druk bij het voorprogramma. Cocaine Piss komt uit Luik en de link met Shellac is niet zo gek, Steve Albini produceerde het debuutalbum van het viertal uit 2016. Misschien dat het ergens uit de koker van Albini komt, maar met name de drums en bas (Farida Amadou verving vorig jaar Julien Diels) van deze punkband klinken strak en gedreven. Zangeres Aurélie Poppins kent geen gêne en gooit zich er in alle opzichten vol in. De zaal moet voor mijn gevoel nog wat los komen, maar Poppins geeft het goede voorbeeld. De soms korte nummers worden er in een sneltreinvaart doorheen gejaagd. Aardige opzweper voor de hoofdact.
Altijd mooi vind ik om de bandleden dan zelf hun eigen spullen te zien opbouwen. Geen kapsones, gewoon zelf aan de slag. Shellac komt vanavond sowieso over als goudeerlijk en hardwerkend. Gefocust, maar toch relaxed. Ze houden van het spelletje. Interessant feitje vind ik toch ook dat zanger/gitarist Steve Albini naast wereldberoemd producer ook een bekend pokeraar is. Met Shellac bracht hij slechts vijf albums uit sinds de oprichting in 1992 en ik geloof dat we daar vanavond een dwarsdoorsnede van krijgen voorgeschoteld. Ik ben geen kenner dus, voor een degelijk verslag moet je even kijken bij Opduvel. Wat me wel opvalt is hoe de post-hardcore, noise en math-rock wordt geserveerd door de heren. Ik ben met name geboeid door de strakke ritmische structuren die ergens simpel klinken, maar vernuftig in elkaar zitten. Er zit een verslavende schwung in waar je bijna als vanzelf op gaat meebewegen. Ik ben dan ook wel onder de indruk van het spel van drummer Todd Trainer. Het dunne mannetje is enorm gefocust, trekt de mooiste grimassen, en slaat zijn drumstokken als een Zwitsers precisiewerk op zijn drums, tot aan bloedens toe. ‘Wacht, de drummer loopt leeg’, roept Albini geloof ik. Dat levert een pauzemomentje op om toch een pleistertje om zijn vinger te doen. Iets minder rock-‘n-roll, maar wel een mooi moment voor Albini om het voorprogramma te bedanken en te melden hoe hij van Nederlands ontbijt houdt, vooral van ‘honey with with pindakaas and vlokken’. Bassist Bob Weston meldt verder dat een dag eerder Jim Dunlop, die van zijn Dunlop gitaarpicks, is overleden. De heren vertellen het vrij nuchter allemaal. De band oogt zelfverzekerd, maar toch niet arrogant. Eerder echt en sympathiek. Misschien is het ingehouden spelplezier, ik geloof in elk geval niet dat dit op routine gaat, al drijven ze natuurlijk op een dosis ervaring. Bij een tweede onderbreking (nieuw pleistertje) mag de zaal vragen stellen aan Weston. Wat zijn basgeluid zo uniek maakt. ‘Me’, grapt hij. ‘Nee ik doe ook maar wat, beetje aan de knopjes draaien totdat ik tevreden ben’. Albini krijgt ook de lachers op zijn hand als hij – met een pokerface – meldt dat hij vandaag de liefde heeft bedreven met een kat, en daardoor haar in zijn mond heeft. Het zijn dit soort tussendoortjes die de groep wat minder afstandelijk maakt (bij “Wingwalker” doen ze allemaal een vliegtuig na, ‘I’m a plane!’), al gaat het natuurlijk om ook om de muziek. De geluidsmix in Doornroosje is weer eens spatzuiver, al neem ik aan dat Albini als topproducer dat geluid ook niet minder dan perfect wil hebben en kan krijgen. Maar bovenal is het Shellac zelf dat niet mikt op het maken van zoveel mogelijk noise, maar de kunst beheerst van het doseren. Ik geniet vanavond van de schijnbaar eenvoudige souplesse en het ritmisch vernuft, alsmede ook het gitaarspel zelf van Albini. In het afsluitende en zeer lang uitgerekte “The End of The Radio” speelt Weston een eenvoudig herhalend basriedeltje (‘I can go on forever like this’, zegt hij nog ergens geloof ik), loopt Trainer rond met zijn snaredrum (‘that snaredrum, that drum roll means we got a winner’), en draagt Albini een hoop teksten voor. Het gitaarspel van Albini is toch nergens overdreven, maar beheerst en interessant gericht op de essentie, en toch divers genoeg. Dan zit Shellac misschien nog steeds niet helemaal in mijn ultieme comfortzone, maar ze hebben me wel degelijk een boeiend lesje geleerd vanavond.
Pingback: De 50 beste concerten van 2019 | t-beest's blog