Het was even de vraag of het jaarlijkse uitje naar Opeth nog wel plaats zou gaan vinden. Mijn favoriete Zweden komen elk jaar wel ergens in het land langs, maar het optreden op Into The Grave in augustus in Leeuwarden was me te ver weg en praktisch niet echt haalbaar, hoewel er op dat extra dagje festival geen entree werd geheven. Maar goed, dan heb je nog wel reis- en verblijfkosten. Het was dus een gokje dat Opeth toch nog wel een najaarstournee zou doen naar aanleiding van de laatste plaat In Cauda Venenum. En jawel. Na het optreden op Into the Grave werd bekend dat de Zweden dit jaar naar TivoliVredenburg zouden komen, waar ze overigens ook al eens in 2015 stonden naar aanleiding van hun 25-jarig jubileum. Zo’n lang en uitgebreid optreden als toen wordt het dit jaar niet in Utrecht, maar er is wel ruimte voor een meer diverse en langere set (bijna twee uur of zo) dan op zo’n festival, met daarbij ook wat nieuwe nummers van het album. Voor het eerst (dat ik me kan herinneren) hebben ze ook echt een opvallend goede lichtshow bij zich.
Overigens had ik ze liever in de Ronda gezien, waar het geluid van rock- of metalbands gewoon beter uit de verf komt. De Grote Zaal in TivoliVredenburg leent zich volgens mij toch wat beter voor de meer klassieke of rustigere concerten. In 2015 vond ik het hoger op de tribune al wat wollig met wat echo, nu staan we meer naar beneden en wat naar achteren op de vloer zelf, maar alsnog overheersen de drums en bassen enorm, vooral bij de deathmetal-stukken (die nog steeds wel onderdeel uitmaken van de setlist). Dat drukt de rest behoorlijk weg, waardoor het een wollige brei wordt. Pas bij de rustigere stukken klinkt het allemaal aardig goed door mijn oordoppen, het stevigere werk komt dus niet lekker over. De gitaar van met name Mikael Åkerfeldt is dan moeilijk te onderscheiden, net zoals de bas van (de kortgeschoren) Martin Mendez en ook de synths van Joakim Svalberg vallen weg in het geweld. Alleen de scherpe en knap gespeelde solo’s van Fredrik Åkesson komen nog echt goed over in de woeste storm van stevige nummers. Nou goed, dubbele bassdrums in een klassieke zaal, dat werkt ook niet echt. Maar waarom die subwoofers dan toch ook altijd zo knoepertje hard moeten staan hier (al vaker geconstateerd) is mij een raadsel, wellicht omdat het anders niet te horen is helemaal bovenin. Ik lees na afloop dat het vanuit meerdere kanten niet echt lekker te horen was, al leek het tegen het einde wat beter. In de Ronda-zaal heb ik nog nooit hoeven te klagen, al stond ik daar altijd wat naar achteren op de vloer en weet ik niet precies hoe het daar op de tribunes klinkt. Ik had dus liever gezien dat ze het optreden van Calexico en Iron & Wine vanavond in de Ronda hadden omgeruild met Opeth. Maar verder moeten we maar niet klagen. Mijn helden zijn er. En ik ben er.
Toch moet ik ook al wat wennen aan het licht wollige boenkeboenk-geluid bij het voorprogramma The Vintage Caravan uit IJsland, dat inderdaad ouderwetsche retrorock speelt met scherpe solo’s en een dosis overdreven acteerwerk. Dat vind ik op zich nog wel leuk van de zanger, maar de bassist doet het wat te overdreven, maar de zaal is ook lastig warm te krijgen met een tikkeltje aftandse rock. Het klinkt hier en daar echt wel lekker, maar we hebben de band ook wel eens beter in vorm gezien ook (Roadburn 2016 bijvoorbeeld) en ik zag ze ook nog eens op het Valkhof Festival in 2017, maar dat ligt ook aan de setting en je gemoedstoestand ter plekke. Volgens mij is het leuker in kleinere zaaltjes. Ze zijn wel erg vereerd als openingsact voor Opeth en dus geven ze zich volledig. Qua songmateriaal nog niet helemaal top in mijn beleving, maar aan inzet geen gebrek dus.
Opeth doet wat wat rustiger haar ding, maar zo kennen we ze ook. De setlist is redelijk voorspelbaar met “Sorceress” (een van de lekkere nummers van het gelijknamige album ook) dit keer als eerste gespeeld in de toegift (met gave visuals op de achtergrond op het grote LED-scherm). Het werd aan het begin van deze tour nog wel eens afgewisseld met oudje “The Moor” geloof ik, maar de setlist is de laatste optredens steeds hetzelfde. Dat is dus enorm voorspelbaar, maar het zit wel evenwichtig in elkaar, met zowel het oude als nieuwe werk dwars door elkaar gespeeld. Het lekkerste stuk van het nieuwe album In Cauda Venenum wordt direct in het begin gespeeld, gelijk ook de twee favoriete nummers van dat album voor me (tot nu toe): “Svekets Prins” (“Dignity”), met samples van de nieuwjaarstoespraak van de in 1986 vermoorde Zweedse premier Olof Palme, vandaag op de achtergrond op het scherm te zien, en “Hjärtat Vet Vad Handen Gör” (“Heart in Hand”), waarop gitarist Fredrik Åkesson, als ik het me goed herinner, ook wat lead-vocals tot zijn rekening neemt (opvallend genoeg). Åkerfeldt en Åkesson zingen de nieuwe nummers dus in het Zweeds. Dat was ook wel wat te verwachten, origineel heeft Åkerfeldt ze in het Zweeds gemaakt en ingezongen, het Engels was meer een bonus voor de fans die de teksten ook graag begrijpen, althans zoiets begreep ik ergens. Maar ik vind die Zweedse versies wel fijn, zoals ze bedoeld zijn ook. Misschien beeld ik het me in, maar zelfs op de plaat lijkt het alsof hij de Zweedse versies met met iets meer passie zingt. Ik heb beide versies op vinyl en 5.1 surround blu-ray in een prachtige speciale box(set), maar dit album is dan ook de eerste sinds Watershed (2008) waar ik bij vlagen echt weer enorm enthousiast over kan zijn, al vind ik de tweede helft van het album wat meer van hetzelfde; wat vlakker, wat rustiger, en wat minder spectaculair. Ik weet ook wel dat Åkerfeldt geen grunts meer zal gebruiken, het standaard metal-concept staat hem al langere tijd niet meer aan, maar ik mis op dit album hier en daar soms juist wat grunts om het wat extra kracht bij te zetten in plaats van een volgend koortje. Åkerfeldt zegt vanavond ook dat hij het knap vindt dat ze nog steeds fans hebben die ze nog zijn blijven volgen. De zaal is dan ook ram uitverkocht. Ik heb zelf hier en daar ook wat moeite gehad dat ze de kant van (de meer seventies) progrock opgingen. Daar is op zich weinig mis mee, maar ik hield nou eenmaal ook heel erg van die dubbele-achtbaan prog/death-metal met lange nummers om je alle kanten op te laten schudden op momenten dat je het niet verwacht. De laatste albums hebben dat veel minder. Geen grunts dus. Geen blastbeats. Hoeft ook niet. Maar soms zitten de albums wat vol met iets te softe progrock, maar eigenlijk is het ook nooit echt slecht. Åkerfeldt vertelt vanavond dat ze zijn begonnen bij bands als Death en Napalm Death en ze meer richting bands als Yes, (King) Crimson en Focus zijn gegaan. Omdat hij die platen begon te ontdekken en zelf ook meer die kant op wilde gaan. Vanavond heeft hij zelfs een zwarte hoed op, dat ziet er ook minder metal uit natuurlijk, maar misschien is dat stiekem ook wel handig om zijn lange haren uit zijn kraalogen te houden. Enfin, Åkerfeldt is nogal een vinyl-freak geloof ik, en struint graag platenbakken af om nieuwe muziek te ontdekken, al hadden ze gisteren een vrije dag in Utrecht en is ie naar de film geweest van Quentin Tarantino: Once upon a Time … in Hollywood. Hij vond ‘m maar ‘mwoah’. Leonardo DiCaprio vond hij wel goed, maar verder? Åkerfeldt begint zijn praatjes (handig om even de gitaar te stemmen) pas na een aantal nummers, even vraag ik me nog af waar zijn droogkomische opmerkingen blijven, maar die komen dus alsnog na een aantal nummers. Het publiek vraagt om ‘shit stories’ en Åkerfeldt is niet te beroerd daar op in te gaan. Ja, hij had de keuze uit een witte en zwarte broek, en heeft deze (de zwarte) maar gekozen. De anekdote rondom “Black Rose Immortal” (iemand schreeuwt om het nummer) hebben we ook vaker in iets andere versie gehoord, ze zouden het hele lange nummer een keer hebben gespeeld voor één dronken persoon (met zijn hond) in een Engelse pub of zo en ze zijn er na tien minuten maar mee opgehouden. De hond moest er ook van schijten. Het blijft vanavond bij een paar intro-akkoordjes van het nummer.
Goed, na bijna dertig jaar Opeth (Åkerfeldt kwam overigens pas later bij de band) is de stijl dus al een langere tijd anders, maar nog steeds blijven ze die oude deathmetal/progmetal-nummers spelen, inclusief het gegrunt van Åkerfeldt, dat vanavond erg goed klinkt, moet ik zeggen. “The Leper Affinitity” (Blackwater park, 2001) klinkt niet eens zo gek aan het begin van de set midden tussen de twee nieuwere nummers “Svekets Prins” en “Hjärtat Vet Vad Handen Gör”. Zo extreem is dat verschil dus niet eens. Daarna ook een oudje dat ik zelf wel erg graag mag, met name omdat dat tegen het einde ook van die proggy staccato riffs heeft waarop je erg lastig kunt headbangen. Fijn is dat. Het is een beetje zoals bij “Deliverance” (Deliverance, 2002) op het einde, maar “Reverie/Harlequin Forest” (Ghost Reveries, 2005) is in een wat rustiger tempo en wat (mee)slepender. Toch bijzonder om beide nummers vanavond te horen. Dat “Deliverance” als uitsmijter wordt gespeeld is al jaren zo en des te opvallender als je zelf zegt niet zo veel meer te hebben met standaard deathmetal en de grunts. Waarom spelen ze dat soort nummers dan toch nog veel live, en waarom pakt de band toch altijd dezelfde uitsmijter? Åkerfeldt maakt er nog een grapje over, waaruit misschien blijkt dat hij het zelf niet vind kunnen om het echt achterwege te laten. Toch een kleine knieval voor de oude fans, of vinden ze het toch nog tof om te spelen? Natuurlijk, ik vind het ook een geweldig nummer, en sta ook weer energiek te bewegen op die riffs op het einde, en ook het publiek vind het geweldig. Maar toch. Als je zelf je eigen ontwikkeling predikt en duidelijk een ander pad kiest, waarom toch altijd met hetzelfde oude liedje eindigen? Nou goed, misschien waren we anders geëindigd met “Allting Tar Slut” (“All Things Will End”) van het laatste album, dat nu als laatste in de reguliere speeltijd wordt gepresenteerd, maar dat is nu net geen geschikt nummer als uitsmijter vind ik, een stukje minder lekker dan de andere nieuwe nummers, die al in het begin werden gespeeld. Het is echter ook niet altijd zo dat hoe ingewikkelder het nummer is, hoe beter het is. Zo vind ik het zeer moeilijk te spelen (aldus Åkerfeldt) “Moon Above, Sun Below” (van Pale Communion, 2011) echt minder dan het voor Åkerfeldt makkelijk speelbare (‘ik hoef hier weinig te doen‘) “Nepenthe” (van Heritage, 2011). Slim om na drie recentere nummers dan toch nog een favorietje van de laatste “metal-plaat” Watershed (2008) te spelen. Hij begint in (toon) ‘A’ aldus Åkerfeldt en zet het begin in van “The Lotus Eater”, een mooi voorbeeld van zo’n avontuurlijk ‘achtbaan’-nummer. Hoogtepunt vind ik altijd altijd dat gekke funky tussenstukje, een klein speels duel tussen gitaren en synths. Åkerfeldt breekt een snaar even voor dat stukje en wisselt snel zijn gitaar. Het levert een compliment op van de frontman naar zijn roadie, die dat snel doorhad. Nog niet zo spectaculair als laatst bij Motorpsycho, waarbij een snaar van de bovenste gitaar van een dubbelhals gitaar van de bassist werd vervangen… terwijl hij doorspeelde op de onderste. Maar toch, een stukje professionaliteit dus van het strak spelende Opeth-team dat alles verder goed doet vanavond, maar de akoestiek niet helemaal in de hand weet te houden. Opeth bedient vanavond nog steeds de fans van het oudere werk en brengt een evenwichtige set van oud en nieuw materiaal met bijzonder prachtige visuals op de achtergrond. Absoluut top, maar door het broeierige of wollige geluid geen absoluut hoogtepunt van het jaar. Maar toch, het beest is weer eens goed gevoed, dat zeker.
Andere getuigenverklaringen: Oor / Volkskrant / NMTH / Metalfan / NRC (recent interview)
Pingback: De 50 beste concerten van 2019 | t-beest's blog
Pingback: Gezien: Opeth, TivoliVredenburg, Utrecht – t-beest