Op zondag 14 juli 2019 stond een jonge Britse band op het kleine podium van het Valkhof Festival en ik was toch aardig onder de indruk geraakt van hun frisse en voor mij vernieuwende stijl. Dit zevental kleurde niet zo langs de lijntjes en wist het publiek regelmatig op het verkeerde been te zetten.
Was het nu post-punk, post-rock, prog-rock of free-jazz? En had ik het na afloop nu goed onthouden dat ze ook nog ergens tussendoor een potje feestelijke Balkanmuziek (of beter: klezmer) er in hadden gegooid? Lange tijd twijfelde ik daaraan, aangezien er nog maar weinig materiaal online terug te vinden was. Alleen “Athen’s, France” was rond die tijd uit (een bescheiden bloghit toen volgens de annalen) en achteraf luisterde ik ook vaak het geweldige “Sunglasses” (grijs draaien zal ik niet zeggen, want ik had daar geen vinyl van). Alleen al dat nummer is een potje interessante acrobatiek van een stelletje jonge geschoolde circusartiesten, al jonglerend met instrumenten en stijlen. De opbouw van dat nummer is gewoon tergend langzaam, met Isaac Wood die met zijn kenmerkende donkere stem zijn teksten prevelt, in een stijl die doet denken aan Mark E Smith (The Fall) of Tim Beeler (Ought). Als de sax er dan ook nog eens steeds bewust net naast toetert, vraag je je oprecht even af of dat de bedoeling is. Jazeker. En ik vind het gaaf. Dit is geen hapklaar stukje kant-en-klare post-punk van twee minuutjes power chords op gitaar. Het treitert, schuurt en daagt uit. Het bouwt de suspense op naar het tweede gedeelte, waarbij de drummer (met guitig bloempotkapsel en jampot-bril) ineens met harde slagen de juiste koers dirigeert, waarna de band ineens harmonieus aanzet. Op het Valkhof was ik op dat moment onder de indruk van het volle geluid van de band, die met dit soort songs dus goed weet te doseren. Het stelt de luisteraar op de proef en beloont uiteindelijk het geduld. Voor het debuutalbum For the first time is het nummer uiteindelijk opnieuw opgenomen, ik denk vooral om de productie gelijk te trekken met de nieuwere nummers, maar ik begreep ook dat ze de vorm en energie van de songs wilden vastleggen zoals ze het live opvoeren. Dit is een tikkeltje jammer, omdat ik die andere versie zo goed ken. Zo is de zang net wat prominenter en zeurderiger en vallen de drums wat minder fel in. De hele productie van het hele album lijkt wat gladgestreken en had voor mij vuiler gemogen, maar dat is spijkers op laag water zoeken. Wat blijft staan zijn de sterke composities die zo fijn in je hoofd gaan nestelen na meerdere draaibeurten. Ook “Athens, France” kent zo’n fijne dynamische mix van stijlen en tempo, net zoals het wat nieuwere “Science Fair” dat zich kenmerkt door een onderliggende suspense van drums en bas (fun fact tussendoor: bassiste Tyler Hyde is de dochter van Underworld’s Karl Hyde), waar bovenop onrustige freejazz wordt afgewisseld met een zalvende sax en viool (fun fact tussendoor: violiste Georgia Ellery zit ook in het elektronische duo Jockstrap en acteerde in de film Bait), dat de boel weer aan elkaar lijmt. Isaac Wood klinkt hier extra getergd om zijn boodschap te verkondigen. En dan moeten we het nog hebben over die ene track die ik pas anderhalf jaar later na het optreden op het Valkhof ergens op soundcloud ontdekte, een live-opname van “Opus”, waarin ik inderdaad ineens een vrolijk stukje klezmer hoorde. Kijk! Ik had het dus tóch goed onthouden. Het stukje feestelijke klezmer wordt bijzonder knap afgewisseld met een trieste pierrot, als we het dan toch over circusartiesten hebben. “Instrumental”, het instrumentale (goh) begin van het album is ook al zo’n een vrolijk stukje uptempo klezmer met een vleugje spelspanning dat de nieuwe luisteraar ook op het verkeerde been kan zetten ter introductie van de rest van het album, maar ik hou dus wel van dit soort eigenwijzigheid. “Track X”, dat recent als voorloper op het album werd uitgebracht, is juist een rustige, melancholische popsong. Zelf vind ik het wat fut missen, maar anderen zien dit nu juist als een heel mooi en subtiel nummer. Black Country, New Road balanceert op het koord, maar valt er niet van af. Muzikaal verfrissend dus, met referenties naar acts als Slint, Robocobra Quartet, Tortoise of het verwante Black Midi, waarmee ze al vaker optraden. We moesten er een tijdje op wachten, maar met dit afwisselende debuut lost deze jonge band alle verwachtingen ruimschoots in. Een witte versie van het vinyl staat inmiddels in mijn kast en ik kan me niet anders voorstellen dat ik die dit jaar letterlijk grijs zal gaan draaien.
Check alle weekplaten van 2021 op Spotify
Pingback: De 40 beste albums van 2021 – t-beest