Twee bands vanavond die een beetje naar retro-rock ruiken. Daar is meestal niks mis mee overigens. Twee bands ook die diverse stijlen beroeren en daarmee wat lastiger te omschrijven. De toffe beschrijving bij dit optreden is erg smaakvol en trekt blijkbaar weer (bijna) volle zalen in het altijd gezellige Merleyn. Opvallend toch, dat er zoveel publiek te vinden is voor bands waar ik nog nooit van heb gehoord. Kan aan mij liggen. Maar Merleyn boekt wel vaker goede underground bands en bovendien is het een goed begin van het weekend.
Support is er van het Limburgse No Man’s Valley en de omschrijving treft wel doel: ‘psychedelische klanken die terug doen denken aan de tijd van The Doors en Pink Floyd strijden om de aandacht met duistere post punk in het straatje van The Gun Club en Nick Cave & The Bad Seeds’. Het is inderdaad alsof The Doors een sessie doen met Nick Cave, met eveneens een soms intense frontman. Een likje retro-rock met orgelgeluid dus, gecombineerd met een likje post-punk. Vijftal dus, met losse zanger. Aardig, met een tikje te veel lage bastonen op de plek waar ik sta (basgitaar en drums), maar verder staat hier een degelijke en onderhoudende live-band, al mag er voor mijn smaak wat meer tempo en vuur in zitten, het is ergens wat behoudend. Voor mijn smaak dan.
Dat doet de hoofdact wat beter in mijn beleving. Coogans Bluff is een Amerikaanse misdaadfilm uit 1968, maar ook een band uit Berlijn. De omschijving op de site van Doornroosje refereert naar veel fijne ingrediënten. Psych- en progrock, jazz, blazers en gitaren, fusion, kraut en pop. ‘Proggy jazz erupties, Beatles- en Eagles achtige melodieën en uitwaaierende psychedelische geluidsgolven’. ‘Nostalgische retro rock in een eigentijds én opwindend jasje’. ‘Verplichte kost voor liefhebbers van o.a. Graveyard, Spidergawd en Causa Sui maar ook vroege Fleetwood Mac en Eagles.’ Nu denk ik zelf bij bepaalde momenten ook aan King Crimson, dat progrock en wat harmonische melodieën ook zo mooi bij elkaar kan brengen. En ergens tijdens een geweldige jamachtige sessie met basritme en gitaarsoleerwerk, doet het me even denken aan het heerlijke live-werk van Motorpsycho. Achteraf lees ik dat de band het zelf omschrijft als ‘Somewhere between Motorpscho, King Crimson and Captain Beefheart!’. Grappig. Het (eveneens) vijftal heeft er wel zin in, gezien ook een flinke toegift en totale speelduur van – pak ‘m beet – anderhalf uur, waardoor we pas na half een in de nacht de zaal weer uitlopen. Smakelijk is ook het extra blaasduo achterin, op trombone en sax. Sax! Daar hou ik echt van in rockmuziek. Beide blazers wisselen het wel af met synths. Sowieso is de band nogal afwisselend, de ene keer met melodieuze pop/rock, zoals die smakelijke cover van “One More Time” van Joe Jackson, op een ander moment worden de ballen uit de broek gespeeld, met vette gitaarsolo’s en funky basspel. Ook gaaf hoe gedreven de drummer is. Het drumstel stond al wat naar voren bij No Man’s Valley en staat nu helemaal vooraan te klepperen. Goed, kritisch puntje is misschien dat alle vette referenties niet altijd een simpel optelsommetje is, maar ik vind het wel dat het inderdaad knap is hoe deze band jaren zeventig naar het heden transporteert en waarbij ik bij vlagen niet stil kan staan. Leuk bandje, heet dat.
Pingback: Gezien: Mother’s Cake, Merleyn, Nijmegen – tbeest