Ah kijk. Het Zweedse Opeth komt weer eens een keer langs in eigen land en dat is voor een fan natuurlijk een must see, of een no-brainer in goed Nederlands. Ik geloof ook niet dat ik heel veel optredens in de buurt heb gemist de laatste vijftien jaar of zo, check hier. De rij bij 013, waar ze overigens vaker stonden, is erg lang als ik kom aanlopen, maar de zaal is dan ook net pas open. Ik wacht een tijdje en de rij slinkt, waarna ik ook maar eens naar binnen ga en ook een lange rij bij de merch zie staan. Een hoop mooie shirts, maar ik heb al een goede verzameling. Biertje of twee later sta ik op een plek waar ik niet meer vandaan zal komen…
Voorprogramma Green Lung begint iets voor acht aan een half uurtje pastiche-metal of iets dergelijk, naar eigen zeggen in de hoek van doomy hardrock tot pastorale prog en psych tot de Hammer Horror-theatrale stijl van de NWOBHM (new wave of British heavy metal). De zang is theatraal en melodieus aangedikt tot iets te overdreven proporties. Moet je van houden denk ik. Denk Bruce Dickinson of Ronnie James Dio of zo. Beetje simpele melodietjes naar mijn smaak met te simpel drumwerk, maar wel met wat snedige solo’s, een paar aardige riffs en wat fris orgelwerk. Leuk die maskers op het podium ook, maar het is iets te belegen hardrock/metal voor mijn doen en niet voor niks geskipt dit jaar op Sonic Whip. Smaken verschillen nou eenmaal ook.
Het geluid stond al niet al te best bij het begin van Green Lung en het kan mogelijk nog beroerder bij aanvang van Opeth, dat start met een van de lekkere oudjes uit het repertoire van het Ghost Reveries album (2005): “The Grand Conjuration”. Ik heb dat thuis een beetje kapot gedraaid (45 keer volgens Last.fm) en vind inmiddels het terugkerende melodietje wat simpel, maar in potentie is het live nog wel een goede doorbeuker. Maar dan moet het geluid wel lekker staan, het is nogal.. eh.. ruk. Heel wollig, met overdreven en lichtelijk overstuurde bassen. Martin Mendez houdt de hele avond wel last van een rare overdrive in het basgeluid en ook de drums klinken raar. De dubbele bassdrums drukken ook alles weg in het begin. Ik weet niet of het dit keer de subwoofers zijn die wel eens vaker te hard stonden in deze zaal, maar de mix is zeer onevenwichtig en het gitaargeluid nauwelijks goed te onderscheiden. De riffs van dit nummer zijn nauwelijks te horen. Zo klinkt de band in het begin erg flets, terwijl de zang en grunts van Mikael Åkerfeldt gek genoeg wel loepje helder en hard door mijn oordoppen klinken. Zo kunnen we wel genieten van een Åkerfeldt in topvorm, zo goed hebben we hem bijna nog nooit horen grunten, verstaanbaar zelfs! Niet verkeerd dus dat Åkerfeldt op het aankomende nieuwe album ook weer sinds een eeuwigheid aan het grunten is geslagen zoals hij dat op die oudere nummers deed, die ze nog altijd veel live speelden, dus waarom ook niet? Ook het toetsenwerk van Joakim Svalberg is best goed te horen en dat is bij een aantal eerdere optredens minder het geval geweest, dus dat is ook een opsteker. Maar goed, het geluid is verder teleurstellend in het begin en ook “Demon of the Fall” (van My Arms, Your Hearse, 1998) wil zo niet echt loskomen en dat is raar. Het hoort niet zo. Het gitaarwerk had veel meer punch moeten hebben. Dit kun je veel beter op je eigen koptelefoon horen vanaf de plaat, denk ik nog.
Het ligt niet aan de muzikanten zelf, die zo te zien wel weer uitstekend spelen. Pas bij het relatief rustige “Eternal Rains Will Come” (Pale Communion, 2014) bloeit het geluid wat meer open, vooral bij de rustige stukken. En het wordt nog een stukje beter bij het magnifieke “The Drapery Falls” (Blackwater Park, doorbraakplaat uit 2001) met het prachtige themaatje op gitaar natuurlijk, gespeeld in het begin en bijna negen minuten later komt dat zo gaaf weer terug. Simpel deuntje, maar machtig mooi dit. Nou gelukkig, ik kan er weer volop van genieten. Het wordt gevolgd door een hilarische cover van Napalm Death (“You Suffer”, van klassieker Scum uit 1987) dat niet eens perfect wordt gespeeld, dus ze doen het gewoon nog een keer. Is ook maar een nummer van een seconde. Åkerfeldt en co houden wel van een geintje natuurlijk. De frontman is weer de bekende droogkloot, zoals we hem altijd kennen. Zegt honger te hebben en hij had dat wel eens eerder op het podium en toen kreeg hij een Big Mac (waar haalden ze dat vandaan?), maar je kunt dat beter zelf thuis maken natuurlijk. Zoals altijd had je er bij moeten zijn. Hij zoekt de interactie en vindt dat we wat stil zijn (het publiek is sowieso wat tam vanavond, is mijn indruk), waarna sommigen wel van alles beginnen te roepen. Fijne venue is dit, aldus Åkerfeldt, die nog verwijst naar Roadburn in 2014, waar hij nog curator was en daar het beste concert ooit zag van Magma, maar wie kent dat? Ja, ik was daar ook bij (met nog een handvol mensen in de zaal), check hier. De voornaamste reden om eens een keer naar Roadburn te gaan was juist omdat Opeth daar toen stond.
Na het ludieke Napalm Death-intermezzo is het tijd voor wat rustiger werk, met een mooie uitvoering van “In My Time of Need” (Damnation, 2003) en het wat rustige en lome, maar niet onaardige “Face Of Melinda” van het oude (door sommigen bejubelde) Still Life uit 1999. Het geluid lijkt me nu echt niet meer te storen en dat komt goed uit voor een briljante uitvoering van “Heir Apparent” van het Watershed-album uit 2008, het laatste album uit de goede oude en stevige deathmetal-tijdperk en dit nummer is typisch (oud) Opeth met de nodige achtbaan aan hard en zacht-structuren door elkaar geweven in progressieve stijl. U weet wel. Hierna Ghost of Perdition dat ook van Ghost Reveries is, het enige album dat twee keer wordt bezocht vanavond, maar dat is natuurlijk ook wel een plaat waarmee ze hun faam uitbreidden. Misschien jammer dat ze dit bijna altijd wel spelen, van heel veel variatie hoeven we het niet te hebben. De laatste jaren spelen ze veel dezelfde nummers en vaak van alle albums wel wat. Vanavond geen enkel nummer van de laatste plaat In Cauda Venenum (2019), wat ik ergens niet begrijp, want dit is wel een van de betere platen uit het nieuwere (iets rustigere progrock-) tijdperk van de band vind ik, dat iets steviger aangezet is dan de platen daarvoor.
Jammer genoeg ook geen voorproefje van de nieuwe plaat The Last Will & Testament, dat op 11 oktober zal uitkomen. Laatst kwam al wel de single “§1” uit, met een verrassende terugkeer naar de growls van Åkerfeldt, een soort stevige doorontwikkeling van het nieuwere Opeth in combinatie met de deathmetal van vroeger. Maar Åkerfeldt zegt vanavond dat ze het nog niet live kunnen spelen. Te ingewikkeld. Moeten ze voor oefenen. Okay. Zou kunnen. Ze gaan nog wel touren met de nieuwe plaat en komen daarmee alweer op 22 februari terug naar ons land (AFAS). Vanavond moeten we het dus doen met (voornamelijk) de oudjes die we al veel vaker live hoorden, maar ik vind dat zelf niet zo’n probleem. Zolang het geluid goed staat dan. “Sorceress” van het gelijknamige album uit 2016 blijft live altijd prima overeind. De lichtshow met die visuals op de schermen is wel erg tof trouwens. Mooi ook hoeveel hoger de drums en synths staan achterop de eerste verdieping. Ja, de standaard afsluiter “Deliverance” (van het gelijknamige album uit 2002) is er ook weer in de toegift, maar daarom niet minder lekker. Je kunt me er rustig ’s nachts voor wakker maken en ik krijg nog steeds kippenvel van het progressieve setje riffs op het einde waarop het wat lastig headbangen is op de juiste maat. Ik heb de oordoppen uitgedaan om het vol over me heen te laten komen en verbaas me even hoe veel dikker het bij me binnen komt en hoe anders het toch klinkt. Gezond is het niet voor je oren lieve kinderen! Maar het moest even. Zoals elk jaar een keertje Opeth bezoeken gewoon moet. Als dat kan. En volgend jaar wil ik er gewoon weer bij zijn, want het blijft toch geniaal avontuurlijk wat deze mannen (meestal) doen in het spectrum van death- en progrock en -metal. Tot dan!