De zomer lijkt nu toch wel afgelopen en we storten ons op de natte, winderige, donkere herfstdagen. In zo’n periode past nostalgie prima, en het zijn voor mij dan ook de weken van de bands van vroeger. Bands die je nog nooit live hebt gezien, of nog wel eens wilt bekijken. En dat ze dan ook in de buurt zijn, want anders heb je er zo weinig aan. Zo kon ik een van de pioniers van de shoegaze – My Bloody Valentine – eens zien, gaf Tomahawk met al die helden uit het verleden ook geen vervelend concert, was Fratsen in “Ons Dorp” de ultieme nostalgische reis naar vroeger, staan zaterdag aanstaande oude bands als Therapy? en Madness op Appelpop, en kan ik in oktober eindelijk eens een show van Kraftwerk meepikken. Gek genoeg ontbrak er nog een band uit de jaren negentig die ik nog nooit live had gezien (naast Nirvana dan, maar dat wordt lastig): Soundgarden.
De band uit Seattle werd opgericht in 1984 en werd bekend begin jaren negentig met het derde album Badmotorfinger (uit 1991, met nummers als “Outshined” en “Rusty Cage”) in de kielzog van grungebands als Pearl Jam, Nirvana en Alice In Chains. Rockbands als Faith No More en Therapy? draaide ik ook veel in die periode staat me zo bij. De band brak in 1994 definitief door met Superunknown (met hits als “Black Hole Sun”, “Spoonman” en “The Day I tried To Live”). In 1996 kwam dan nog Down on the Upside, maar die was niet zo goed als de voorgangers; wat softer en minder opwindend dan de twee voorgangers. In 1997 had de band het wel gehad met al dat touren en de hele business er omheen, en zo kwam er een eind aan Soundgarden.
Zanger/gitarist Chris Cornell had ik daarna nog wel eens een keer live kunnen zien met het aardige Audioslave (met leden van Rage Against The Machine), maar Cornell solo heb ik gewoon bewust vermeden (vanwege die mislukte samenwerking met Timbaland bijvoorbeeld). Dertien jaar na de break-up kwamen de eerste berichten over een reünie en werd er later weer mondjesmaat opgetreden. Inmiddels loopt die trein weer op volle vaart en brachten ze King Animal uit, bij vlagen een aardige plaat maar het kan niet echt tippen aan die albums van vroeger. Maar toch, ik was nog bijna naar Pinkpop gegaan vorig jaar om ze dan eindelijk eens live te zien, maar de rest van die dag zou ik me dan waarschijnlijk kapot vervelen. Toch maar niet dan. Gelukkig kwamen ze dit jaar nog een keer naar Nederland; dit keer in de HMH (bewust afgekort, ik weiger hier reclame te maken voor dat biermerk). Ondanks een veel te forse entreeprijs moest ik het maar eens doen, want dan kon ik het eindelijk eens van het lijstje ‘die moet ik nog eens zien’ schrappen. Ik was wel benieuwd of er zo’n 20 jaar later nog wat van die oude liefde over was gebleven.
Het blijft een beetje een lelijke vierkante bak die HMH, mij wat te modern en sfeerloos allemaal, al heb ik er eerder wel prima concerten gezien. Het is een stuk na achten als ik binnen kom wandelen en Graveyard staat er al een prima potje seventies bluesrock te spelen. Fantastische strot heeft die zanger toch. Goede keuze om die band als supportact mee te nemen. De mannen met lange haren en mooie snorren had ik al wel vaker gezien (de-Affaire, Doornroosje, Werchter) en maken prima muziek, al zie ik ze liever in een kleinere zaal. Wat intiemer. Maar goed, de heren verzaken niet en gooien zich met passie in de set. Bevlogen. Veel meer nog eigenlijk dan de hoofdact. Jammer dat het iets na half negen alweer is afgelopen; een half uurtje is eigenlijk te kort voor zo’n prima band.
De zaal staat niet propvol – het concert is ook niet uitverkocht – en ik ga eens rustig linksvoor staan. Om exact om negen uur gaat het licht dan uit en start Soundgarden met twee ronkende nummers van het oudere Badmotorfinger album. Lekker. Het kenmerkende Soundgarden geluid komt uit de boxen schallen en Cornell zoekt nog even naar zijn vorm. Echt helder komt het nog niet z’n strot uit (ach, vroeger was het niet beter), maar op een gegeven moment is zijn zang wel degelijk goed. Zeker voor zijn doen. Dan mijn favoriet “Spoonman”, dat wel uptempo klinkt maar wat mist van de magie op het album (Ben Shepherd zingt ook niet echt fijn mee). Het geluid daar vooraan aan de zijkant is ook niet echt fatsoenlijk en ik heb geen zin m’n avond daardoor te laten verpesten. Achterin bij het geluid/licht klinkt het al een stuk beter, al klinkt het laag-midden gebied voor mijn gevoel niet hard genoeg. Beetje last van echo ook, vooral de onderste regionen klinken niet super helder. Daardoor mist het allemaal wat punch, is het wat schel, en raken de lage tonen wat verwikkeld in een brei, maar met m’n oordoppen in hoor ik zoals altijd net iets meer details. Gedurende het optreden verbetert het allemaal wel iets, waarbij het rustigere werk nog het beste uit de verf lijkt te komen.
Met zes nummers van Badmotorfinger en zes van Superunknown wordt het publiek in elk geval getrakteerd op een hoop fijne nummers uit de oude doos, al worden “Black Hole Sun” en “The Day I tried To Live” vanavond weggelaten. Jammer misschien, maar goed van de band om elke avond een andere setlist te spelen. Dat houdt het fris en voorkom je dat je elke avond hetzelfde kunstje staat op te voeren. Met “Flower” van het debuutalbum Ultramega OK uit 1988 (als eerste nummer in de toegift) en “Loud Love” van het tweede album Louder Than Love spelen ze zelfs nog wat uit hun eigen oertijd. Amsterdam krijgt daarnaast ook nummers als “New Damage” en “Never The Machine Forever” voorgeschoteld, die tijdens deze tour niet zo heel vaak worden gespeeld. Van het nieuwe album komen vier nummers, die er wat mij betreft niet direct tussenuit springen, maar die hebben sowieso niet die magie van herkenning. Soundgarden is bij vlagen goed vanavond, zeker de oude hits voelen vertrouwd aan en het gevoel van vroeger sijpelt er daardoor regelmatig doorheen. Bovendien maakt de band het vooral in het begin en tegen het einde wat boeiender door er hier en daar wat langere jams in te bouwen. Toch heeft niet alles de gewenste impact. Drummer Matt Cameron – die we uiteraard ook van Pearl jam kennen – speelt prima, maar ook net wat te degelijk voor mijn gevoel. Gitarist Kim Thayil lijkt me wat ongeïnspireerd of hij is gewoon relaxed bezig, maar dat maakt het ook erg statisch – echt heel erg onder de indruk van zijn spel ben ik vanavond niet. Ben Shepherd pakt het veel beter aan, maar vooral Cornell weet de avond goed te dragen en maakt regelmatig contact met het publiek. Ook de visuals die bij een hoop nummers op de achtergrond worden getoond geven de nodige sfeer, van winterlandschappen tot blitse patroontjes of mooi gestileerde animaties. Zo naar het einde toe komt alles in extra lekkere flow en dat ligt niet aan een vertroebelde perceptie door het nuttigen van alcohol. Ben met de auto vanavond. Nee, het geluid is meer in balans en de nummers worden met wat meer energie en passie gebracht. Zo is de toegift lang en fijn, met een uitstekende lange versie van “Slaves & Bulldozers” (toevallig ook de afsluiter op Pinkpop vorig jaar) waarbij de hard rondzingende gitaren als outro – waarbij de bandleden een voor een afgaan – minutenlang duurt. Heerlijk. Ik zie mensen met vingers in de oren. Mooi. Shepherd kwakt zijn basgitaar op de grond en laat demonstratief een flesje water leeglopen over het instrument. Een beetje branie dan toch nog, dat kon het concert ook wel gebruiken. Zo vond ik het ook al niet echt rock ’n roll dat er iemand het podium liep te stofzuigen na de supportact, maar goed. Misschien hoort het er bij. Twintig jaar later zijn we met z’n allen misschien ouder en verstandiger, maar het had vanavond toch nog wel wat vuiger en gemener gemogen. Desalniettemin een geslaagd concert met een fijne dosis nostalgie, en dat was de moeite en het geld uiteindelijk wel degelijk waard.
Andere getuigenverklaringen: OOR / Jimmy Alter / Markus Heavy Music Blog