Het is een luxeprobleem, maar sommige bands moet je maar niet te veel zien. Uiteraard zijn er genoeg uitzonderingen (van Motorpyscho kan ik nooit genoeg krijgen bijvoorbeeld), maar wat ik me bedacht tijdens het concert van Primus in 013 is dat het toch meestal anders voelt om een band voor het eerst of na lange tijd te zien. Dat klinkt als een open deur, maar ik heb dat zeker niet bij alle bands. Primus was lang niet in Europa geweest, dus het optreden in Paradiso en de Effenaar in 2011 was enorm bijzonder. Ik had de band sinds 1997 niet meer gezien en toen was ik ook nog niet zo’n concertganger. Inmiddels lijkt Les Claypool Europa weer te omarmen en komt hij er weer regelmatig. Met band. Inmiddels is het dus 2017, en de laatste keer Primus kijken was in 2012 in het Klokgebouw in Eindhoven. Het optreden met de Oompa Loompa-nummers in TivoliVredenburg in 2015 had ik maar overgeslagen, want ik vond die plaat behoorlijk aan de flauwe kant. Dus tja. Primus. Helden van vroeger. Laten we toch maar weer eens gaan. Maar was het nog wat dan? Primus sucks? Maar echt?
Misschien zijn we ook wel verwende kinderen. Als je elke dag een kilo Willy Wonka-chocolade eet is het op een gegeven moment ook niet echt lekker meer. Maar dan toch. Een broodje kroket lust ik wel elke dag. Of een frikandel. Nee echt. Het gevoel dat je een band misschien wel even genoeg hebt gezien kwam vooral in het eerste deel van het optreden vanavond in 013. Maar waar ligt dat dan aan? De zaal is in elk geval druk en vrijwel uitverkocht geloof ik, en we hebben er met z’n allen zin in voor aanvang. De sfeer is prima. Toch lijkt het in het eerste gedeelte niet helemaal los te willen komen. Maar waarom?
De band oogt wat statisch, Claypool doet behoorlijk routinematig zijn ding en vergeet te communiceren, zoals hij zelf later ook wel zegt. ‘Oh ik realiseer me dat ik nog niks gezegd heb, Ja, ik ben niet zo’n prater.’ Nou toen met Duo de Twang in Doornroosje lulde hij wel vanaf het begin een heel eind weg. ‘Tilburg. Ik geloof niet dat ik hier eerder heb gestaan of wel?‘ Nou goed. Hij praat later wel wat meer, vraagt nog aan het publiek wat typisch Tilburgs is en mijn broer roept ‘Cheese!‘ en Claypool reageert instemmend. De link tussen Hollandsche kaas en het Primus-album Sailing the Seas of Cheese is natuurlijk gauw gemaakt.
De aankleding van het podium is ook wat mager vergeleken met de optredens in 2011 en 2012 (met die grote astronaut, weet u wel) en wellicht ook in TivoliVredenburg (Willy Wonka’s chocoladefabriek-achtig neem ik aan, ik was er niet bij dus). Nee. Drie mannen met hun instrumenten en een standaard lichtshow. En wat filmpjes op de achtergrond. Meer is het niet. Meer moet je misschien ook niet altijd willen, maar bij Primus verwacht je toch wel iets bijzonders. Claypool doet nog wel zijn varkensmasker op in het eerste gedeelte van de show en ook een soort apenmasker bij een ander nummer, maar verder spat de energie er nu niet echt van af. Claypool doet zijn gekke loopjes ook niet in dat eerste gedeelte. En dan die Popeye filmpjes in de pauze. Één filmpje is geinig, maar drie zijn wat te veel van het goede, en we hebben het in Eindhoven vijf jaar terug ook precies zo gezien.
Maar dan toch. Ik geloof niet dat ik Primus eerder heb gezien met de ‘min of meer echte oude’ drummer Tim “Herb” Alexander (sinds 2013 er weer bij en inmiddels ook al twee hartaanvallen overleefd), dus dat vind ik wel een bijzonderheidje vanavond. Ergens denk ik toch de originele stijl te herkennen van hem, maar ook hij oogt wat statisch, al drumt hij wel flegmatiek met een licht jazzy of proggy inslag. Maar wat vooral opvalt is dat hij als persoon nauwelijks opvalt, misschien denkt ie aan zijn hart en houdt ie zich kalm. Hij mag nog wel enigszins excelleren in een aardige “Drum and Whamola Jam”.
Wat dat betreft is Larry “Ler” LaLonde wel lekker expressief op gitaar, je hebt het idee dat hij zich wel helemaal geeft vanavond, ook in het eerste gedeelte, al lijkt hij soms ook wel een beetje veel ruimte te krijgen voor lang gefreak. Niet noodzakelijkerwijs een probleem natuurlijk, maar wel als de nummers toch al wat sloom en langdradig klinken… Tja dan. En zoals wel vaker bij Primus mag het gitaargeluid een tandje harder en smeriger klinken vind ik, maar ik mis überhaupt ook wat punch in de geluidsmix. Dat kan ook aan de plek liggen waar ik sta of mijn oordoppen dempen net wat te veel. Maar goed, ook het publiek komt nog niet echt los. Kan niet alleen aan mij liggen dus. Het ligt deels ook wel aan het materiaal denk ik, de lekkerste nummers komen nog altijd van de eerste albums zou je zeggen. De band opent aardig met “Those Damned Blue-Collar Tweekers” van het Sailing the Seas of Cheese-album uit 1991 en ook “Frizzle Fry” is een acceptabel uitgevoerd oudje. Het lekkerste in de eerste helft is verrassend genoeg “Jilly’s on Smack” vind ik van het meer recente Green Naugahyde-album uit 2011. Het heeft de nodige dreiging en het sprankelijke funky gitaarspel dat gewoon opvalt tussen de wat sloom klinkende andere nummers. Maar verder. Nee, “Mr. Krinkle” doet me niks vanavond. Alleen “Harold of the Rocks” van Frizzle Fry (1990) kan bij vlagen nog ouderwetsch boeien, maar is deels natuurlijk ook behoorlijk traag, ondanks de aardige gitaarsolo’s.
Was het dan helemaal niks? Zeker niet. Slecht nieuws moet je ook altijd als eerste brengen heb ik wel eens begrepen. Nee, gelukkig is de tweede helft een stuk beter en er komen vanavond toch wel veel favorieten langs. Claypool doet een paar keer zijn gekke loopje, en het publiek komt ook veel meer los, vooral eigenlijk vanaf het drieluik “Pudding Time / Too Many Puppies / Sgt. Baker” en volgens mij staat het geluid nu ook een stukje beter en harder. “American Life” doet het ook uitstekend daarna en zuigt het publiek mee. “Over The Falls” is geen echte binnenblijver dan, maar “Lee van Cleef” klinkt super. We worden er weer even aan herinnerd dat Claypool natuurlijk wel een geweldige en tikkie maffe basfluisteraar is, zo niet de beste basspeler ter wereld. En dat wordt daarna nog even dik onderstreept met een moddervette “My Name is Mud”. De tweede helft wordt dan nog afgesloten met misschien wel het nummer met de meeste impact op mij vanavond “Jerry was a race car driver”. Headbangen bij de hardere stukken hier. Fuck yeah. Dan volgt er nog een verrassend lange toegift met het niet zo heel bijzondere nieuwe nummer “Seven” en een prima “Southbound Pachyderm”, waarna ik denk dat het nu wel afgelopen zal zijn en snel wegloop. Het loopt richting kwart over elf en ik moet de trein halen. Maar Primus gooit er alsnog een heerlijke “Wynona’s Big Brown Beaver” uit, en dat voelt bijna als goedmakertje. Primus moet het vanavond ook echt wel hebben van de meer uptempo nummers. Ik loop snel de zaal weer in aan de andere kant om dat toch nog even mee te krijgen.
Maar liefst tweeënhalf uur speelt Primus uiteindelijk, maar de zuivere speeltijd was vanavond toch een stuk korter. Het zal er deels mee te maken hebben dat ik Primus nu wel vaker heb gezien. Het blijft een lekker maffe band met een aantal te gekke songs, maar vanavond voelde ik niet meer de urgentie om het elk jaar te moeten zien. En dat heb ik bij sommige andere bands dus wel.
Eén reactie op “Gezien: Primus, 013, Tilburg”